De hoge vergoeding van niet-gecontracteerde zorg belemmert een effectieve zorginkoop, stelt Wynand van de Ven, hoogleraar sociale ziektekostenverzekering bij het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij pleit er in zijn afscheidsrede op 2 oktober voor om de hoge vergoeding van niet-gecontracteerde zorg af te schaffen en een wettelijk bepaalde minimumvergoeding in te voeren.
Zorgverzekeraars hoeven niet met alle zorgaanbieders een contract te sluiten. Maar voor niet-gecontracteerde zorg moeten zij hun verzekerden wettelijk een zodanig hoge vergoeding geven dat er voor die verzekerden geen belemmering is om naar niet-gecontracteerde zorgaanbieders te gaan. Van de Ven vraagt zich af: waarom zouden zorgverleners nog contractueel een prijs afspreken met een verzekeraar als de vergoeding zonder contract zo hoog is? De hoogleraar bepleit invoering van een wettelijk bepaalde minimumvergoeding voor niet-gecontracteerde zorg. Die moet zo laag zijn dat de meeste verzekerden in de regel geen gebruik maken van niet-gecontracteerde zorg, bijvoorbeeld een vergoeding van maar de helft van de kosten.
Van de Ven gaat ook in op risicoselectie van verzekerden door zorgverzekeraars. Begin dit jaar heeft de regering aangekondigd dit probleem te zullen oplossen. Door een forse verbetering van de verevening worden verzekeraars beloond die het aandurven chronisch zieken aan te trekken met zorg van goede kwaliteit. “Een historische doorbraak”, noemt Van de Ven dit. Hij verwacht dat het zorglandschap hierdoor “drastisch” zal veranderen. Verzekeraars moeten op zoek naar een nieuw verdienmodel waarbij de winst zit in het beter organiseren en coördineren van de zorg voor chronisch zieken. Als gevolg hiervan moeten zij hun zorginkoopbeleid en marketingstrategie herzien. Het is volgens Van de Ven wachten op de eerste verzekeraar die het aandurft om zich te profileren als “dé zorgverzekeraar voor chronisch zieken”.
Onvoldoende waardering
Verder vindt de hoogleraar dat zorgverzekeraars steeds beter zorg inkopen, maar dat ze daar onvoldoende waardering voor krijgen. Samen vormen aanbieders en patiënten een natuurlijke coalitie als het gaat om kritiek op de zorginkoper, kritiek die “niet altijd” terecht is. Zorginkoop is een ondankbare taak, concludeert hij. Ook stelt Van de Ven dat Nederland internationaal uniek is omdat in de afgelopen 25 jaar consistente hervormingen zijn doorgevoerd gericht op het realiseren van gereguleerde concurrentie in de zorg. Met de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 is volgens hem een belangrijke stap gezet. Hij noemt de Nederlandse hervormingen een inspiratiebron voor andere landen.
Gereguleerde concurrentie past bij de Nederlandse traditie van particulier initiatief in de zorg, aldus Van de Ven. Wel moet voor het goed functioneren van het zorgstelsel nog hard worden gewerkt aan het tegengaan van risicoselectie, aan het bevorderen van begrijpelijke en transparante informatie over de kwaliteit van zorg, aan het invoeren van bekostigingssystemen die zorgaanbieders belonen voor goede kwaliteit zorg, en aan effectieve fusietoetsing. Van de Ven sluit niet uit dat zorgvormen die in het verleden vanuit de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet zijn overgeheveld, uiteindelijk uit de Zorgverzekeringswet moeten worden verwijderd.