De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die gemeenten verplicht om te zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen, kan sinds de invoering in 2015 op enthousiasme van betrokkenen rekenen. Wel blijkt de uitvoering van de wet in de praktijk nog lastig.
Deze conclusie trekt het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) na een onderzoek naar de toepassing van de wet.
Uitgangspunten van de Wmo zijn onder meer zelfredzaamheid en participatie. De samenwerking tussen gemeenten en hulpverleners lijkt toe te nemen sinds de invoering van de wet, maar verloopt niet altijd soepel. Voor hulpvragers en professionals is niet altijd duidelijk waar zij met een vraag terecht kunnen en welke instantie waar verantwoordelijk voor is. De uitvoerders van de wet lopen ook tegen praktische problemen aan. Zij vinden bijvoorbeeld het begrip zelfredzaamheid moeilijk op bepaalde groepen toepasbaar, zoals mensen met ggz-problematiek of dementie.
Daarbij komt dat de uitgangspunten van de wet lastig meetbaar zijn, waardoor er geen duidelijke resultaten in zicht komen.
Ontevreden
In oktober vorig jaar wees het SCP er in een rapport nog op dat veel mensen die bij de gemeente aankloppen voor hulp niet tevreden zijn. Bij een vijfde tot een kwart van hen worden de problemen op het gebied van huishoudelijke hulp en ondersteuning onvoldoende opgelost. (ANP)