Het lijkt zo mooi. Het lijkt zo simpel. Als meerdere aanbieders uit verschillende lijnen, sectoren of domeinen bij de zorg van een patiënt betrokken zijn, dan moet dat voor de financiering niet uitmaken. Zij kiezen dan voor een passende betaaltitel voor het samen leveren van zorg, of vragen een nieuwe betaaltitel aan – samen met de zorgverzekeraar of het zorgkantoor – die dan snel en marginaal wordt getoetst door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Dan zou het niet moeten uitmaken of de zorg binnen de Zvw, Wlz of beiden wordt geleverd. Voordat dat systeem werkelijkheid wordt, moeten er nog wel wat hobbels worden genomen, zo blijkt uit de ideeën die de NZa hiervoor ophaalt. Maar vervolgstappen liggen in het verschiet.
Fragmentatie
Vorig jaar bleek tijdens een uitgebreide consultatie dat er bij zorgprofessionals en beleidsmakers grote belangstelling is om sectoroverstijgende betaaltitels in te zetten als instrument naar meer passende zorg. Partijen zijn het er over eens dat dit middel schotten in de financiering en bekostiging kan wegnemen en zo samenwerking makkelijker maakt. Recente voorbeelden binnen de palliatieve zorg en de complexe hand- en polszorg illustreren de grote behoefte aan sectoroverstijgende betaaltitels. Een pilot met een palliatieve zorgcoach ging de fragmentatie succesvol te lijf – al blijft structurele financiering een probleem – en een casus in de hand- en polszorg toonde aan dat het al dan niet aanvullend verzekerd zijn bepaalde of een patiënt operatief behandeld werd, terwijl dat medisch inhoudelijk soms helemaal niet nodig was.
Achter de voordeur
Die behoefte bij aanbieders en beleidsmakers aan zo’n sectoroverstijgende betaaltitel klinkt hoopgevend en de NZa wil hier samen met VWS serieus mee aan de slag. Maar er zijn nog drie systeemuitdagingen die er voor zorgen dat elke euro in de zorg ‘achter de voordeur’ moet worden teruggerekend, zo schrijft de zorgautoriteit in een recente publicatie. Dat zijn: 1. de financiële macrokaders en kostenbeheersing, 2. het systeem van de aanspraak in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz), de eigen bijdrage en het eigen risico en 3. de risicoverevening.
Het probleem bij punt 1 is dat de financiële macrokaders per sector apart moeten worden toegepast. Denk bijvoorbeeld aan het Zvw-macrobeheersinstrument of de Wlz-contracteerruimte. Maar in een sectoroverstijgende betaaltitel is niet meer te herleiden welke zorg waar vandaan komt. Men zou vooraf een percentage kunnen inschatten, de meest regelarme oplossing, of alles transparant moeten specificeren in een declaratie. Dat is nog een punt van discussie. Hetzelfde geldt voor punt 2, maar – zo stelt de NZa – dit mag de invoering van een sectoroverstijgende betaaltitel niet in de weg staan. De grote vraag bij het derde punt – de aanspraak – is of hiervoor de wetgeving moet worden aangepast en hoeveel werk dat met zich meebrengt. Een mogelijkheid is om het systeem stapsgewijs, steeds complexer, wordt ingevoerd. Daarbij waarschuwt de NZa wel voor vrijblijvendheid: het mag niet in losse pilots gaan verzanden.
Parkinsonnet
Structurele bekostiging is een vereiste, benadrukt de zorgautoriteit. De NZa vergelijkt de problemen bij de bekostiging van een sectoroverstijgende betaaltitel met die van de financiering van netwerkzorg, zoals van Parkinsonnet. In opdracht van VWS is hiervoor een uitvoeringstoets gedaan, en eigenlijk is dat een eerste stap naar structurele bekostiging van zorg die niet aan één patiënt is toe te rekenen. Het ministerie moet hierover nog een definitief besluit nemen.
De NZa adviseert voor de uitvoerbaarheid van een structurele bekostiging van Parkinsonnet om uit te gaan van een zogenaamde contractvereiste. Zo kunnen de lumpsum en het vrije tarief met weinig marktrisico worden voortgezet in zo’n nieuwe betaaltitel, aldus de NZa, omdat de zorgplicht in beperkte mate en niet rechtstreeks van toepassing is op deze ondersteuning. Naar oordeel van de zorgautoriteit is dit beter uitvoerbaar dan een systeem met maximumtarieven of vaste tarieven. Lumpsumbekostiging vraagt wel om het opsplitsen van het totaalbedrag door zorgverzekeraars – in verband met risicovererving. Hoe dat moet, kan samen met zorgverzekeraars in het traject van regelgeving worden bedacht en vervolgens vastgelegd door Zorginstituut Nederland.
Hans Buijing
Goh, een duidelijker pleidooi om al die schotten uit de zorg halen dan dit verhaal lijkt er niet te zijn. Waarom hebben we eigenlijk die schotten? Oh ja, iemand had bedacht dat een zorgstelsel met verschillende financiers beter werkt. Voor wie dan?? Misschien is het tijd om eens terug te grijpen op een oud gezegde: beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald!