Van Ooijens voorganger Blokhuis wilde het beschermd wonen anders organiseren. Mensen met psychische en sociaal-maatschappelijke problemen moesten zo veel mogelijk terecht kunnen in hun eigen, bekende omgeving. Daarvoor werd een nieuw verdeelmodel bedacht, waarbij alle gemeenten beschermd wonen gaan aanbieden, in plaats van 43 centrumgemeenten. Daarnaast wilde Blokhuis bij wet een woonplaatsbeginsel vastleggen. Die wet moest in 2022 worden ingediend om in 2023 in te kunnen gaan. Van Ooijen liet eind februari al weten dat dit niet meer haalbaar was.
“De lange kabinetsformatie leidde tot een te krap tijdspad voor zowel een zorgvuldige voorbereiding en indiening als parlementaire behandeling van het wetsvoorstel”, schrijft de staatssecretaris. “Ik vind het van belang dat een zorgvuldige (politieke) afweging plaatsvindt van het voorgenomen besluit tot doordecentralisatie van beschermd wonen. Een haastige behandeling van ingrijpende uitvoeringsvraagstukken verhoudt zich niet goed tot de wens meer aandacht te geven aan uitvoeringsvraagstukken.”
Uitvoerbaarheid
Van Ooijen wil nu dus ook van de vertraging gebruikmaken om het wetsvoorstel en het nieuwe verdeelmodel nog eens goed te bekijken. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) uitte in 2020 al zorgen over de uitvoerbaarheid van een woonplaatsbeginsel. De invoering van een nieuw verdeelmodel zou ook nog samenvallen met de overheveling van ggz-cliënten naar de Wet Langdurige zorg.
De staatssecretaris gaat de plannen voor beschermd wonen nu op een viertal punten reviseren. Het eerste punt is de uitvoeringskracht bij gemeenten. “Indien bij (regio)gemeenten onvoldoende uitvoeringskracht en beschikbare expertise aanwezig is en regionale samenwerking onvoldoende tot stand komt, bestaat het risico dat mensen lastig toegang krijgen tot beschermd wonen of dat gemeenten geen passende voorziening kunnen realiseren. Dit kan specifiek een risico zijn voor cliënten die een zwaardere vorm van deze ondersteuning nodig hebben”, schrijft Van Ooijen.
Woningaanbod
Op de tweede plaats wil de bewindsman rekening houden met het woningaanbod. “Het bovengenoemde valt samen met het tekort aan passende woonplekken voor kwetsbare groepen. De invloed van dit tekort aan woonplekken op de voorgenomen transformatie – en de kansen die de transformatie mogelijk biedt – dient goed in kaart gebracht te worden.” Verder kijkt Van Ooijen ook opnieuw naar de financiële risico’s. “Met name voor kleinere gemeenten bestaat er een risico dat tekorten ontstaan als (gedurende een bepaalde periode) bovengemiddeld veel mensen met een behoefte aan beschermd wonen zich melden bij het gemeentelijk loket.”
Overleg Rijk en gemeenten
Tot slot wil de staatssecretaris zich nog eens buigen over de administratieve lasten. “De periode tot juni 2022 wordt gebruikt om de bovengenoemde aandachtspunten nader te onderzoeken. Ook wordt een beperkt aantal (toekomst)scenario’s ten aanzien van de doordecentralisatie van beschermd wonen uitgewerkt om deze aandachtspunten te adresseren. Het doel is dat uiterlijk in juni besluitvorming over de indiening van het wetsvoorstel woonplaatbeginsel en het verdeelmodel kan plaatsvinden in een bestuurlijk overleg (BO) tussen Rijk en gemeenten”, aldus Van Ooijen.