Het internationale samenwerkingsverband PanACEA krijgt een subsidie van 15 miljoen euro van het European & Developing Countries Clinical Trials Partnership voor onderzoek naar betere behandeling van tuberculose, met name in Afrika. Het onderzoek naar beter gebruik van bestaande medicijnen en de toepassing van twee nieuwe medicijnen wordt geleid door onderzoekers van het Radboudumc.
Jaarlijks krijgen negen miljoen mensen tuberculose en overlijden er meer dan één miljoen mensen aan de ziekte. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft een strategie opgesteld om in 2035 wereldwijd het aantal sterfgevallen aan tuberculose met 95 procent te verminderen. Hiervoor zijn betere behandelstrategieën en nieuwe medicijnen nodig. PanACEA draagt “in belangrijke mate” bij aan de ambitie van de WHO de sterfte aan tuberculose drastisch te verminderen, aldus het Radboudumc.
In het PanACEA- project willen de onderzoekers de meest effectieve dosis vaststellen van rifampicine, één van de meeste gebruikte antibiotica tegen tuberculose. Veel patiënten maken de voorgeschreven kuur van zes maanden niet geheel af, wat de kans op het ontstaan van resistente bacteriën vergroot. Die zijn ongevoelig voor medicijnen en daardoor lastig te behandelen. Recent onderzoek laat zien dat kortere kuren met veel hogere doses effectiever zijn en goed worden verdragen door patiënten.
Nieuwe medicijnen
PanACEA onderzoekt verder de twee nieuwe kandidaatmedicijnen Q203 and BTZ043 in de praktijk. Deze nieuwe medicijnen bieden de mogelijkheid om in combinatie met bestaande medicijnen de behandelduur tegen tuberculose verder te verkorten en de behandeling van resistente vormen te verbeteren. Een onderdeel van het project is ook om sporen in het bloed te zoeken die kunnen aanwijzen of een patiënt goed reageert op een medicijn.
PanACEA is in 2008 opgericht als een Europees-Afrikaans consortium en bestaat uit elf Afrikaanse onderzoeksinstituten uit zes landen in samenwerking met universiteiten uit Nijmegen, München, Londen, St Andrews en Basel. Het onderzoek wordt geleid door Martin Boeree (afdeling Longziekten), in samenwerking met Rob Aarnoutse (afdeling Apotheek) van het Radboudumc. Het onderzoek duurt tot 2021.