Van Dam van Isselt is associate professor bij het Universitair Netwerk voor de Care-sector, Zuid-Holland (UNC-ZH) in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Zij doet onderzoek naar geriatrische revalidatie, specifiek naar het gebruik van technologie.
Botbreuk of beroerte
De grootste groep patiënten in deze vorm van revalidatie, specifiek gericht is op ouderen, moet herstellen van een botbreuk als gevolg van een val. Zoals een gebroken heup, bovenarm of enkel, maar ook wervelinzakkingen als gevolg van een val. Herstel na een beroerte komt ook vaak voor.
Aparte revalidatiecentra
In Nederland vindt geriatrische revalidatie vaak plaats op revalidatieafdelingen in verpleeghuizen. Maar steeds vaker zijn er aparte revalidatiecentra, iets waarvoor Van Dam van Isselt pleit in AMBO Magazine: “Een verpleeghuis is heel erg gericht op wonen en welzijn, terwijl het revalidatieklimaat juist focust op behandeling, herstel en teruggaan naar huis. Het is tijdelijke zorg. Dat is een andere vorm van zorg, die bijvoorbeeld ook andere dingen vraagt van de inrichting van een gebouw.”
Complexe zorg
Geriatrische revalidatie zou ouderen dus moeten helpen terug te keren naar de thuissituatie. Dat is volgens Van Dam van Isselt voor verreweg de meeste mensen ook mogelijk. Ook al is geriatrische revalidatiezorg vaak ook complexe zorg. Er vinden verschillende behandelingen tegelijkertijd en in afstemming met elkaar plaats. Bijvoorbeeld fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en voedingsadvies en de begeleiding van een psycholoog. Van Dam van Isselt: “Mensen met een chronische aandoening leren we ook zelfmanagement: hoe ze kunnen voorkomen dat ze weer een terugval krijgen en moeten worden (her)opgenomen in het ziekenhuis? Dus hoe zorg je goed voor jezelf, beweeg je voldoende en neem je op tijd je medicijnen in. En wat kun je doen als je voelt dat je aandoening begint op te spelen. Omdat er veel tegelijkertijd speelt, is dit behoorlijk complex. Meestal is het zoeken naar hoe je alles goed op elkaar afstemt. Maar het lukt verrassend vaak: zo’n tachtig procent van de revalidanten gaat weer naar huis.”