Het onderzoek is begin 2023 uitgevoerd en gebaseerd op literatuur- en documentanalyse en interviews met respondenten. In hun rapport zoomen de onderzoekers in op twee deelthema’s: discriminatie in de jeugdzorg en de discriminatie die hulpverleners ervaren vanuit hun cliënten en patiënten.
Op verschillende niveaus
Er zijn onderzoeken die aantonen dat er discriminatie speelt in de zorg op verschillende gronden: zowel op grond van afkomst (etniciteit), beperking, geslacht (zowel ten aanzien van vrouwen en/of mensen met een intersekse conditie en/of transgender personen) en seksuele gerichtheid. De onderzoekers zien ook dat er aanwijzingen zijn dat discriminatie voorkomt op verschillende niveaus: Van patiënt naar zorgprofessional, van zorgprofessional naar patiënt; tussen zorgprofessionals onderling en tussen patiënten onderling. Ook op institutioneel niveau, zoals in de manier waarop onderzoek wordt gedaan of onderwijs wordt gegeven of richtlijnen zijn vormgegeven, zijn er aanwijzingen voor discriminatie.
Het blijkt dat er in Nederland nog niet veel onderzoek is gedaan naar dit thema, wat in het buitenland wel onderzocht is, stellen de onderzoekers. “Zo is er een gebrek aan onderzoek op het institutionele niveau, bijvoorbeeld over hoe oude ideeën over ‘ras’ nog een rol spelen in medische richtlijnen. Ook is er geen grootschalig (kwantitatief) onderzoek gevonden naar de mate waarin verschillende patiënten te maken krijgen met discriminatie en de mate waarin zorgverleners (onbewuste) vooroordelen en stereotypen hebben en hoe dit de zorg beïnvloedt. Inmiddels heeft het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hier wel onderzoek naar uitgezet.”
Racisme in de jeugdzorg
De jeugdzorg wordt door de onderzoekers uitgelicht. Discriminatie op basis van etniciteit/’ras’ komt op verschillende manieren voor in de jeugdzorg. “Het gaat om discriminatie in de interpersoonlijke communicatie (van de professionals naar de cliënt, van de cliënt naar de professional, tussen cliënten onderling en tussen professionals onderling) en op institutioneel niveau. Bij institutioneel niveau gaat het om de over- en ondervertegenwoordiging van etnische groepen jeugdigen in bepaalde segmenten van de jeugdzorg en het hanteren van een ‘witte norm’ in de jeugdzorg, zoals in de diagnose-instrumenten. Van bovenstaande vormen van discriminatie zijn duidelijke signalen, maar vrijwel geen duidelijke cijfers.”
Discriminatie ten aanzien van hulpverleners
Naar discriminatie van hulpverleners door patiënten en cliënten in Nederland, vooral in relatie tot etniciteit en religie, is weinig onderzoek gedaan. “Eén kwantitatieve studie toont aan dat 19 procent van de respondenten geconfronteerd wordt met discriminatie, maar het is onduidelijk hoe representatief deze studie is. Buitenlands onderzoek wijst wel op vergelijkbare bevindingen. En aangezien de zorgsector niet losstaat van de samenleving, kan worden aangenomen dat discriminatie van hulpverleners door patiënten en cliënten een belangrijk probleem is.”
Registratie
Tot slot is er weinig inzicht in de mate waarin discriminatie op basis van achtergrond en/of religie geregistreerd wordt, zowel binnen instellingen als breder. “Een gebrek aan steun en bewustwording over het probleem kan belemmeren dat discriminatie gesignaleerd en aangepakt wordt. Het kan de negatieve impact ervan versterken”, concluderen de onderzoekers.
Aanbevelingen
Movisie en Verweij-Jonker adviseren om beleid op te stellen en steun te bieden van leidinggevenden en collega’s. “Daarnaast is het belangrijk om te investeren in opleiding en scholing, zodat hulpverleners discriminatie kunnen herkennen, grenzen kunnen stellen en op situaties kunnen reageren. Ook is het cruciaal om duidelijk beleid en heldere normstelling op het gebied van discriminatie te ontwikkelen. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de Rijksoverheid, brancheorganisaties, beroepsverenigingen en instellingen. Een integrale aanpak waarbij alle betrokken partijen samenwerken, is essentieel om discriminatie in de zorg effectief te bestrijden en te voorkomen.”