Onder tieners met een voedselallergie is forse onderbehandeling. Zo draagt tachtig procent van de 11- tot 20-jarigen met een ernstige voedselallergie geen speciale spuit met adrenaline (ook wel epinefrine) bij zich om een hevige allergische reactie tegen te gaan.
Dit blijkt uit onderzoek van Ewoud Dubois en Jacquelien Saleh-Langenberg van het UMCG onder ruim 2600 Nederlandse scholieren. Zij publiceerden hierover in het wetenschappelijke vakblad Pediatric Allergy and Immunology.
Allergieën voor eieren, garnalen, noten en andere voedingsstoffen komen geregeld voor. Klachten kunnen variëren van een milde reactie (rode huid, zwellingen) tot ernstige en levensbedreigende reacties, zoals een anafylactische shock. Bij zo’n shock kunnen de luchtwegen gevaarlijk opzwellen, de bloeddruk sterk dalen en organen uitvallen. In dat geval is directe toediening van adrenaline belangrijk om de reactie te stoppen. Zonder behandeling kan een ernstige allergische reactie dodelijk zijn.
Uit het onderzoek van Dubois en Saleh-Langenberg blijkt echter dat dit bij slechts twintig procent van de onderzochte tieners een spuit met adrenaline, ook wel epipen genoemd, bij zich heeft.
“Bij veel van hen had hun arts geen Epipen voorgeschreven”, vertelt onderzoeker Dubois. “Bijvoorbeeld omdat de allergische reactie mild was. Sommige van de kinderen waren zelfs nooit door een arts gezien. Anderen hadden wel een Epipen, maar droegen de adrenaline-injector niet bij zich.”
Volgens de onderzoekers denken veel van de kinderen en hun ouders dat een allergische reactie eenmalig is. Ze zijn zich niet bewust van de ernst van hun allergie en van het gevaar van een allergische reactie. Ook middelbare scholen, waar 20 procent van alle voedselallergische reacties bij tieners optreden, zijn slecht voorbereid op een dergelijke situatie, aldus Dubois en Saleh-Langenberg.