Zowel bij beschermd wonen als bij extramurale voorzieningen ervaren ggz-instellingen knelpunten rond de instroom van nieuwe Wmo-cliënten. Maar ook na het keukentafelgesprek zijn er problemen met de toeleiding. Bij beschermd wonen worden daarnaast knelpunten in de uitstroom geconstateerd, doordat er onvoldoende geschikte en betaalbare woningen beschikbaar zijn.
Dit blijkt uit de Wmo-monitor die belangenbehartiger GGZ Nederland de afgelopen zomer heeft uitgevoerd onder haar eigen leden én die van de RIBW Alliantie, het samenwerkingsverband van 22 aanbieders van beschermd en begeleid wonen in de ggz.
Een groot deel van de instellingen (69 procent) geeft aan dat er knelpunten zijn in de toeleiding van nieuwe Wmo-cliënten naar beschermd wonen. Met toeleiding wordt het proces bedoeld nadat het keukentafelgesprek heeft plaatsgevonden. Eenvijfde van de respondenten zegt dat cliënten naar aanbieders worden geleid met onvoldoende expertise en 41 procent geeft aan dat er onvoldoende plek is bij voorzieningen. Bijna zeven op de toen respondenten stellen dat het voorkomt dat zij starten met beschermd wonen op het moment dat de cliënt nog geen beschikking heeft of op het moment dat de cliënt nog geen zorgtoewijzing heeft (62 procent).
Problemen met rechtmatigheid
Daar komt bij dat het wijkteam nog onvoldoende bekend is met ggz-problematiek en de afgifte van beschikkingen door gemeenten veel tijd in beslag neemt, voglens de ggz-instellingen. Dit leidt ertoe dat zorgaanbieders al met het leveren van zorg starten voordat er een rechtsgeldige beschikking is afgegeven. Meer dan de helft van de zorgaanbieders geeft aan te verwachten tegen problemen op het gebied van rechtmatigheid van de geleverde zorg en ondersteuning aan te lopen. Bovendien weten kwetsbare burgers in deze situatie niet waar zij aan toe zijn, moeten ze langer op zorg en ondersteuning wachten en kunnen ze ook juridisch geen bezwaar of beroep aantekenen.
Bijna alle ggz-instellingen uit de monitor zien de beschikbaarheid van woonruimtes als een belemmerende factor voor de uitstroom van cliënten uit beschermd wonen. Bijna 80 procent stelt dat er zowel onvoldoende geschikte woningen als onvoldoende betaalbare woningen (84 procent) beschikbaar zijn. Eenvijfde van de respondenten heeft om dit probleem op te lossen contigentafspraken gemaakt met de gemeente en corporaties, de helft is nog in gesprek met de gemeente en corporaties om tot een oplossing te komen.
Financieel gedreven keuzes
“Een noodzakelijke voorwaarde voor het laten slagen van de transitie voor burgers met psychische kwetsbaarheid is beleid gericht op deze groep”, stelt GGZ Nederland. De organisatie constateert “dat de meeste gemeenten nog niet in staat zijn geweest om hiervoor volwaardig beleid te formuleren en uit te voeren”. De keuzes van gemeenten lijken met name financieel gedreven en niet gebaseerd op inhoudelijk beleid. GGZ Nederland en RIBW Alliantie ontvangen ‘signalen’ dat gemeenten ervoor kiezen om in 2016 beleidsarm meer dan 20 procent te korten op het budget voor beschermd wonen en om de dagbesteding af te bouwen. “Dit bezuinigingsbeleid levert risico’s op wat betreft continuïteit en kwaliteit van de geleverde zorg, zowel voor nieuwe cliënten als voor cliënten die nog vier jaar overgangsrecht hebben.”
Bijna alle respondenten geven aan dat de administratieve lasten zijn toegenomen ten opzichte van februari 2015. Iets minder dan de helft van de respondenten kan met hun belangrijkste gemeente onderling elektronisch gegevens uitwisselen. GGZ Nederland pleit daarom opnieuw voor standaardisering en uniformering, zodat de extra tijd en middelen die op dit moment aan de administratie worden besteed ten goede komen aan waar ze voor bedoeld zijn: goede zorg en ondersteuning voor kwetsbare burgers in onze maatschappij.
GGZ Nederland maakt zich zorgen over het tempo en de richting waarop de transitie op dit moment voor burgers met een psychische kwetsbaarheid gestalte krijgt. “De meeste gemeenten zijn nog niet in staat geweest om volwaardig beleid voor burgers met een psychische kwetsbaarheid te formuleren en uit te voeren”, aldus de belangenbehartiger. De komende periode is volgens GGZ Nederland ‘nog veel inspanning’ nodig om de ondersteuning voor mensen met psychische kwetsbaarheid goed te organiseren.
Voortgang decentralisatie
Woensdag 9 september bespreekt de Tweede Kamercommissie voor VWS met staatssecretaris Martin van Rijn de voortgang van de decentralisatie van zorg naar de Wmo. Samen met de RIBW Alliantie en de Federatie Opvang heeft GGZ Nederland de Kamerleden een brief gestuurd met de bevindingen uit de monitor. De organisaties vragen de Tweede Kamerleden het gesprek aan te gaan over de stelselverantwoordelijkheid van het ministerie van VWS.