Veel patiënten bezoeken de spoedeisende hulp zonder verwijzing. Volgens zorgverleners vaak ten onrechte, omdat ze met hun klacht naar de huisarts of de huisartsenpost hadden moeten gaan. Patiënten zelf denken daar anders over. Triage kan het aantal onterechte ‘zelfverwijzers’ verminderen.
Dit blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) in het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen.
Nooit onterecht
Mensen die zelf naar de spoedeisende hulp gaan, vinden hun bezoek vrijwel nooit onterecht. Zij geven hiervoor verschillende redenen: 48 procent geeft aan dat zij dachten dat de klacht met spoed moest worden behandeld, 22 procent dacht dat aanvullend onderzoek nodig was, bijvoorbeeld een röntgenfoto, en 14 procent was ongerust. Daarbij komt dat mensen ook niet altijd weten bij wie ze met hun klacht terechtkunnen. Bij twijfel kiezen ze dan eerder voor de spoedeisende hulp dan voor de huisartsenpost.
Helft zonder verwijzing
De huisartsenpost en spoedeisende hulp worden per jaar ongeveer twee miljoen keer bezocht. Ruim de helft van de bezoekers komt zonder verwijzing op de spoedeisende hulp. Volgens zorgverleners komen zes van de tien van deze ‘zelfverwijzers’ ten onrechte op de spoedeisende hulp. Zij doen een onnodig beroep op dure spoedzorg, terwijl mensen met klachten die wel spoedeisend zijn, mogelijk onnodig lang moeten wachten.
Triage als oplossing
Een oplossing om het aantal onterechte ‘zelfverwijzers’ te verminderen en zo kosten te besparen en wachttijden te bekorten is volgens de onderzoekers een triagesysteem. Hierbij beslissen zorgverleners of iemand die belt of langskomt wel of niet op de spoedeisende hulp geholpen moet worden.
Het NIVEL peilde in het Consumentenpanel Gezondheidszorg wat mensen zelf vinden van hun bezoek aan de spoedeisende hulp en wat zij vinden van zo’n triagesysteem. Ruim een kwart van de mensen heeft hier al ervaring mee. Uit het onderzoek blijkt dat 80 procent van de mensen vertrouwen heeft in een triagesysteem. Of ze daar ervaring mee hebben of niet, blijkt daarvoor niet uit te maken.
Eén loket spoedzorg
Achmea pleit voor één loket voor basisspoedzorg en is daarom vorig jaar een meerjarig traject gestart. Het doel hiervan is de huisarts en de spoedeisende hulp van het ziekenhuis in één team te laten samenwerken. De patiënt meldt zich één punt in het ziekenhuis waar een deskundige wordt beoordeeld welke zorg nodig is.
Uit onderzoek van patiëntenfederatie NPCF is gebleken dat de huidige spoedzorg vaak tekort schiet. De NPCF ziet ook graag dat er één loket komt waar een patiënt met zijn acute zorgvraag terecht kan: een huisartsenpost bij de spoedeisende hulp.
Door met één loket te werken kunnen ook kosten bespaard worden. Zo’n 80 procent van de mensen die op eigen initiatief naar de eerste hulp komt, had volgens Achmea voor de klacht bij de huisarts terecht gekund.