Beeld: Canva
In 2026 slinkt het Gemeentefonds fors en tegen die tijd stopt ook de tijdelijke SPUK-regeling voor de IZA-doelen van gemeenten. Tot nu toe is er nog geen enkel transformatieplan waar gemeenten bij betrokken zijn goedgekeurd. Bij de snelle toetsen – de fase vóór het transformatieplan – is een op de tien gemeenten betrokken. De autoriteit, die zorgverzekeraars op de rechtmatigheid van de kosten toetst, constateert ook dat plannen waarbij het sociaal domein is betrokken langer in de beoordelingsfase ‘extra informatie opvragen’ van de zorgverzekeraars zitten.
Achttien plannen goedgekeurd
Dat snelheid geboden is, blijkt ook uit de laatste tussenstand op het gebied van het aantal ingediende transformatieplannen. Van de 108 goedgekeurde snelle toetsen zijn achttien transformatieplannen goedgekeurd (tussenstand 13 mei 2024). Opmerkelijk is ook dat twee transformatieplannen zijn afgekeurd door de zorgverzekeraars, terwijl ze wel door de snelle toets zijn gekomen. In de ggz-sector is nog maar één plan goedgekeurd.
Dit zien we ook terug in de financiële middelen die zorgverzekeraars tot nu toe hebben uitgekeerd. Tot nu toe is voor meer dan 590 miljoen euro aangevraagd, maar zorgverzekeraars hebben iets meer dan 16 miljoen euro uitgekeerd. VWS heeft tot en met 2026 in totaal 2,8 miljard euro beschikbaar gesteld. Voor de ggz-sector is 160 miljoen euro gereserveerd.
Wat daarna
Alle partijen moeten dus haast maken, stelt ook Aiko de Raaf, landelijk kwartiermaker IZA in de regio van het ministerie van VWS. “De looptijd van het IZA roept vragen op over wat er daarna gebeurt en hoe de ingezette veranderingen structureel kunnen worden ingebed.”
Toegang niet verbeterd
De veertien IZA-partijen hebben voor deze evaluatie ook laten onderzoeken of de toegankelijkheid van de zorg door de transformatieplannen na twee jaar al is verbeterd. In het IZA staan namelijk afspraken die het dreigende verschil tussen vraag en aanbod moeten verminderen. Het antwoord van de onderzoekers luidt: nee, want het IZA is nog in de fase van planvorming. Bovendien, constateren de onafhankelijke onderzoeksbureaus Significant public en Pluut&Partners, zijn de verwachte effecten van de meeste plannen niet gekwantificeerd waardoor het ook moeilijk wordt om resultaten te zien.
Twee uitzonderingen daarop, constateren de onderzoekers, zijn de regioplannen van Zeeland en Midden-Brabant. Zij hebben een inschatting gemaakt van hoe geplande activiteiten bijdragen aan meer toegankelijke zorg.
Niet meer doen
De adviezen van de onderzoeksbureaus vertonen overeenkomsten met de waarschuwingen van het IZA-talentennetwerk, namelijk een sterkere landelijke regie op de randvoorwaarden van het IZA en keuzes maken in het afbouwen van zorg. “Het hele zorgstelsel werkt toe naar een nieuwe werkelijkheid. Dat betekent niet alleen dingen anders gaan doen maar ook dingen niet meer doen.” De onderzoekers zien dat aspect beperkt terug in de regioplannen, die ook onderdeel zijn van het IZA.
Redder in nood
Het sociaal domein wordt in het IZA neergezet als de redder in nood. Eerder waarschuwde wethouder Eelco Eerenberg van de gemeente Utrecht al dat zorgpartijen niet gewend zijn om samen te werken met gemeenten en dat het lastig is om bewezen effectieve voorstellen te maken omdat het simpelweg nog niet eerder is uitgeprobeerd.
Van papier af
De IZA-partijen zelf zien ook dat ze nog lang niet klaar zijn met de transformatie, maar stellen wel dat het IZA leeft en dat het van papier komt. “Daarbij weten we dat een transformatie niet van de ene op de andere dag is gerealiseerd. We moeten elkaar ook de tijd gunnen om de transitie te maken.”