Als het aan Kuipers ligt, moet het plan juist doorgaan. Hij wil dat de concentratie in oktober 2025 geregeld is. Dat geeft de ziekenhuizen nog grofweg tweeënhalf jaar om deze transitie vorm te geven. Die tijd is hard nodig, zegt de landsadvocaat dinsdag voor de voorzieningenrechter. Hij wijst erop dat de concentratie urgent is: in 2021 stelde een belangrijk rapport al dat de huidige situatie onhoudbaar werd. Het was beter om die zorg te clusteren in twee, hooguit drie centra.
Status als academisch ziekenhuis
Het UMC Utrecht en het Centrum voor Aangeboren Hartafwijkingen Amsterdam-Leiden (CAHAL), dat is opgezet door het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en Amsterdam UMC, bepleiten in het kort geding dat het besluit van de minister invloed heeft op andere zorg in hun ziekenhuizen. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) waarschuwde eerder in een analyse voor de negatieve gevolgen van het terugbrengen van het aantal centra van vier naar twee. Het LUMC zou zelfs zijn status als academisch ziekenhuis kunnen verliezen als de kinderhartchirurgie daar verdwijnt.
Banen aangeboden
Volgens de umc’s is het urgent dat de rechter nu de pauzeknop indrukt. In november zal de zaak inhoudelijk besproken worden, maar ook in het komende half jaar kan onrust door dit besluit van de minister ertoe leiden dat zorgprofessionals vertrekken. Het UMC Groningen, dat ook aanwezig is bij de zaak, betwist dat. Volgens de advocaat is er nog geen verschuiving gaande van patiënten en zorgverleners. Kinderhartchirurg Mark Hazekamp van het CAHAL brengt daar tegenin dat er wel banen zijn aangeboden. “Ik heb ook een aanbod gekregen vanuit Groningen”, zegt hij tijdens de zitting.
Verloren tijd
In eerste instantie wilde de minister de kinderhartchirurgie in Groningen sluiten, en niet in Utrecht. De drie noordelijke provincies zagen dat plan niet zitten en het leverde kritiek op in de Tweede Kamer. Het UMCG geeft toe zich de impact van dit besluit dus voor te kunnen stellen. De pauzeknop indrukken zou volgens de raadsman echter niet slim zijn, omdat de verloren tijd “niet meer in te halen is”.
De voorzieningenrechter doet vrijdag 21 juli uitspraak in deze zaak. (ANP)