Olff, bijzonder hoogleraar Neurobiological mechanisms of prevention and treatment in trauma and posttraumatic stress disorders bij het Amsterdam UMC, bracht zo’n vijftien jaar geleden in kaart hoe vaak mensen in Nederland een potentieel traumatische gebeurtenis meemaken en hoeveel mensen daar klachten aan overhouden. “Bij die studie vonden we dat tien procent van hen een stoornis ontwikkelt. Sindsdien zijn de criteria in het Handboek voor de classificatie van psychiatrische stoornissen en de International Classification of Diseases gewijzigd.” Het is volgens Olff hoog tijd om opnieuw te kijken hoe vaak posttraumatische stressstoornissen nu in Nederland voorkomen en of mensen de juiste zorg krijgen.
Risco’s onderzoeken
Olff voert het onderzoek met ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum uit. In de studie inventariseert ze welke klachten mensen precies ervaren, om welke redenen ze wel of geen hulp zoeken en of mensen de juiste zorg hebben gekregen die daadwerkelijk heeft geholpen. Daarnaast kijkt de studie welke soorten klachten ze hebben ontwikkeld: van stressklachten en posttraumatische stressklachten tot en met angst- en depressieklachten en middelengebruik. Er is specifieke aandacht voor gender. “We onderzoeken of het voor de mate waarin mensen risico lopen om klachten te ontwikkelen, uitmaakt welke sekse ze bij hun geboorte hadden of welke genderidentiteit ze hebben”, vertelt Olff.
Door een bijdrage uit het Spinoza Fonds kan Olff een extra studie onder studenten doen. “We vragen ze welke stressvolle gebeurtenissen ze in hun leven hebben meegemaakt. Vooral tijdens hun studietijd.” Olff verwacht dat de studie uitwijst hoe studenten het beste geholpen kunnen worden als ze (seksueel) overschrijdende gebeurtenissen meemaken. “We kunnen hiermee het zorgbeleid voor studenten aanscherpen.” Bijvoorbeeld door het organiseren van campagnes die schaamte tegen gaan om hulp te zoeken of de mogelijkheid met een peer te praten in plaats van met een vertrouwenspersoon.