In het aanbod van maaltijdondersteuning aan kwetsbare ouderen moet de cliënt centraal staan en niet het wettelijk systeem. Zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten moeten op de hoogte zijn van hun verantwoordelijkheden rond de hulp bij eten en drinken. Het is van belang dat partijen die verantwoordelijkheid niet op elkaar afschuiven, maar juist met elkaar samenwerken.
Dat blijkt uit antwoorden van minister Hugo de Jonge (VWS) op vragen van Tweede Kamerlid Vera Bergkamp (D66) naar aanleiding van een uitzending van De Monitor. In die uitzending sloegen wijkverpleegkundigen en mantelzorgers alarm over de situatie waarin kwetsbare ouderen thuis hulp nodig hebben met eten, maar geen maaltijdondersteuning krijgen.
Om ervoor te zorgen dat kwetsbare ouderen langer thuis kunnen blijven wonen is er ondersteuning mogelijk voor hulp bij de maaltijd. De aard van de zorg- of ondersteuningsvraag bepaalt onder welke wet de maaltijdondersteuning valt, licht De Jonge toe: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz). Maar bij zorgverleners is vaak niet duidelijk waar ze terecht kunnen als ze voor hun cliënt maaltijdondersteuning willen aanvragen, zo kwam naar voren in De Monitor. Gemeenten en zorgverzekeraars wijzen naar elkaar als ze een ondersteuningsverzoek krijgen, zo gaven zorgverleners aan.
Tussen wal en schip
“Onwenselijk”, zo noemt De Jonge de situatie waarin de verantwoordelijkheden rond de maaltijdondersteuning niet goed bekend zijn. “Het mag niet zo zijn dat cliënten hierdoor tussen wal en schip terecht komen. Zowel de zorgverleners – verzorgenden, wijkverpleegkundigen en Wmo-consulenten en in het verlengde daarvan de zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten moeten goed op de hoogte zijn van de verschillende verantwoordelijkheden voor de maaltijdondersteuning”, aldus de minister.
Als sprake is van overlap van zorg en ondersteuning of onduidelijkheid over verantwoordelijkheden, moet altijd de cliënt centraal blijven staan, schrijft de minister. “Er zijn situaties denkbaar dat het niet meteen duidelijk is wie waarvoor aan zet is of dat er overlap van zorg en ondersteuning plaatsvindt. Het is op dat moment van belang dat de betrokken partijen met het belang van de cliënt voor ogen goed met elkaar samenwerken.” Ook zou het volgens De Jonge niet mogen voorkomen dat vergelijkbare cliënten bij de ene zorginstelling wel maaltijdondersteuning krijgen, terwijl een andere instelling deze ondersteuning niet levert. “Als de betreffende professionals en de verschillende (financierende) partijen goed op de hoogte zijn van hun verschillende verantwoordelijkheden, dan zou er bij hetzelfde wettelijke regime ook gelijk gehandeld moeten worden.”
Overleg
Het ministerie voert al enige tijd overleg met gemeenten en zorgverzekeraars over de thema’s samenwerking in de wijk rond onder meer kwetsbare ouderen, geestelijke gezondheidszorg en preventie, zo laat De Jonge weten. In dat overleg komt ook de verantwoordelijkheidsverdeling aan bod. “Zorgverzekeraars en gemeenten erkennen dat dit belangrijk is”, aldus de minister. Ook in het kader van ‘de juiste zorg op de juiste plek’, onderdeel van het het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging 2019- 2022, kunnen partijen nadere afspraken maken over betere afstemming van de zorg en ondersteuning, schrijft De Jonge.