Kinderartsen pleiten voor een langere bewaartermijn van bloed dat bij baby’s wordt afgenomen tijdens de hielprik. Die moet van vijf jaar naar zestien of achttien. De commissie die het RIVM adviseert is het daarmee eens.
Dat schrijft de Volkskrant op 30 oktober. De discussie is aangezwengeld door een kinderarts die een ernstige stofwisselingsziekte wist te ontrafelen door Zwitsers hielprikbloed van vijftien jaar oud te bekijken.
Screening
Dat had in Nederland niet gekund. Het bloed dat hier in de eerste week na de geboorte wordt afgenomen wordt door het RIVM bewaard op bloedspotkaarten. Die worden gescreend op zo’n twintig aandoeningen en na vijf jaar vernietigd. Screeningsdeelname is niet verplicht, maar meer dan 99 procent van de kinderen krijgen een hielprik.
Willekeurig
Die vijf jaar is tamelijk willekeurig, vinden ook hoogleraren uit de Programmacommissie Neonatale Hielprikscreening (PNHS) die het RIVM adviseert. Zij stellen dat een termijn van twaalf of zestien jaar logischer zou zijn, want verbonden aan momenten waarop kinderen mogen meebeslissen over hun medische behandeling. Met deze termijn kan hielprikbloed ook langer ingezet worden om de oorzaak van overlijden van kinderen te onderzoeken.
Privacy
Het langer opslaan zou geen privacyproblemen opleveren. Het is heel goed wettelijk vast te leggen dat het hielprikbloed alleen wordt gebruikt voor het opsporen van ziekten en wetenschappelijk onderzoek. Dat voorkomt dat het wordt ingezet als alternatief voor een dna-bank. Volgens de PNHS is er wetgeving in de maak om de bewaartermijn aan te passen. Maar dat duurt lang, omdat de wet over veel meer dan alleen de hielprik gaat.