De vertegenwoordiging van wilsonbekwame patiënten is wettelijk niet goed geregeld. Het is niet altijd duidelijk wat de bevoegdheden van een vertegenwoordiger zijn en welke eisen er aan de vertegenwoordiger kunnen worden gesteld. Dit veroorzaakt problemen in de relatie met zorgverleners. De Gezondheidsraad roept duidelijkheid te scheppen in de wettelijke verankering en kaders te stellen binnen de zorg.
Wanneer patiënten niet zelf kunnen beslissen over zorg en behandeling treedt een vertegenwoordiger namens hen op. Dat kan een familielid zijn, iemand die door de patiënt is gemachtigd of een door de rechter benoemde mentor of curator. De Commissie Ethiek en Recht van de Gezondheidsraad signaleert dat er in de praktijk veel onduidelijkheid bestaat over de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van vertegenwoordigers. Vertegenwoordigers botsen met zorgverleners en het aantal (tucht)klachten over de relatie tussen vertegenwoordiger, zorgverlener en vertegenwoordigde neemt toe. Daarom heeft de commissie op eigen initiatief in kaart gebracht wat er wettelijk geregeld is.
Wetten gelijk trekken
Een belangrijke bron van onduidelijkheid is dat de taken en bevoegdheden van vertegenwoordigers in diverse wetten verschillend zijn opgeschreven. De bevoegdheden en kwaliteitseisen voor curatoren en mentoren zijn daarbij uitvoerig geregeld in de wet, maar geldt dit niet voor gemachtigden en familievertegenwoordigers. De commissie adviseert om de terminologie en de bevoegdheden en taken van de vertegenwoordigers in de verschillende wetten zo veel mogelijk gelijk te trekken.
Omdat het regelmatig voorkomt dat er geen vertegenwoordiger beschikbaar is voor een wilsonbekwame patiënt, adviseert de commissie om de kring van vertegenwoordigers in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst uit te breiden met grootouders en kleinkinderen, conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg, de Wzd en Wvggz. Verder beveelt de commissie aan minimale kwaliteitseisen en uitgangspunten van goede vertegenwoordiging op te stellen waaraan zorgverleners bij twijfel het handelen van vertegenwoordigers kunnen toetsen.
Via de kantonrechter
Omdat er niet altijd een familielid beschikbaar is, neemt de vraag naar door de rechter aangewezen mentoren toe. Artsen zijn terughoudend in het aanvragen van een mentor via de kantonrechter, stelt de commissie van de Gezondheidsraad vast, maar de nieuwe wetten Wet zorg en dwang (Wzd) en Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), die in 2020 moeten ingaan, verplichten daar wel toe.
De commissie beveelt zorgverleners aan om bij het begin van de behandelrelatie te bespreken wie de patiënt vertegenwoordigt, of wie dit bij eventuele toekomstige wilsonbekwaamheid gaat doen, en dit op te tekenen in het dossier. Beroepsgroepen en patiëntenverenigingen moeten daarnaast meer doen aan voorlichting over de diverse typen (wettelijke) vertegenwoordigers en hun taken en bevoegdheden. Landelijke beroeps- en patiëntenorganisaties zouden samen een handreiking moeten opstellen die gebruikt kan worden door zorgverleners, vertegenwoordigers en patiënten als uitgangspunt bij een gesprek over wederzijdse verwachtingen.
Niet alleen juridische oplossingen
De zorgverlener en vertegenwoordiger kunnen van mening verschillen over wat het beste is voor de patiënt. Volgens de commissie verdient het dan de voorkeur een besluit uit te stellen tot de patiënt weer wilsbekwaam is. Als het besluit niet kan wachten, of herstel van wilsbekwaamheid niet mogelijk is, beveelt de commissie aan een onafhankelijke deskundige, zoals een mediator of klachtenfunctionaris in te schakelen. Ook raadt zij zorginstellingen aan om een vertrouwenspersoon aan te stellen voor de begeleiding en ondersteuning van vertegenwoordigers.
De commissie benadrukt dat de oplossing voor meningsverschillen niet altijd op het juridische vlak ligt. “In de praktijk blijkt dat goede vertegenwoordiging voor een groot deel afhangt van relationele aspecten, goede communicatie, betrokkenheid, aandacht en de band tussen de vertegenwoordiger en de patiënt. Daarom zijn de gesignaleerde knelpunten niet (alleen) met behulp van het juridische kader op te lossen, maar vraagt dit actieve betrokkenheid van zorgverleners en beroeps- en patiëntenverenigingen”, aldus de Commissie Ethiek en Recht van de Gezondheidsraad.