Het nieuwe kwaliteitskader gehandicaptenzorg werpt vruchten af. Waar het oude kader door de nadruk op procesmatige normen een ‘vinklijstje’ werd, draait het nieuwe kader om een voortdurend, bewust verbeterproces. Ook is de aandacht verschoven van kosten naar kwaliteit.
Dat constateert de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in een verkennend onderzoek naar het gebruik van het nieuwe kwaliteitskader voor de gehandicaptenzorg. Het kwaliteitskader gehandicaptenzorg is in 2017 op initiatief van de sector zelf vernieuwd.
Zowel de zorgkantoren als de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ), de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en oudervereniging KansPlus zijn positief over de opzet van het nieuwe kader. In de eerdere versie van het kwaliteitskader uit 2012 stonden meer concrete, procesmatige normen. Daardoor kreeg het kwaliteitskader het karakter van een ‘vinklijstje’, zo stelt de NZa.
Vliegwiel
Het nieuwe kader is er juist op gericht om een continu, bewust verbeterproces te starten. De betrokken partijen geven daarnaast aan dat de aandacht bij de in- en verkoop van zorg nu veel meer ligt op de kwaliteit van zorg en minder op de kosten. Gesprekken gaan nu meer over de inhoud van de zorg en niet alleen over geld. Zorgkantoren zien het kwaliteitsrapport niet alleen als een verantwoordingsdocument, maar vooral als een vliegwiel om een verbeterproces in gang te zetten.
Geen strubbelingen
Doordat het kwaliteitskader “zonder noemenswaardige strubbelingen” door de sector zelf is opgesteld, wordt het door de sector zelf gedragen, zo constateert de NZa. Anders dan bij het kwaliteitskader verpleeghuiszorg, waar de extra middelen ter grootte van 2,1 miljard euro zorgen voor sterke financiële prikkels, ligt de nadruk in de gehandicaptenzorg zodoende op het lerend vermogen van de zorginstelling. Het opstellen van het kwaliteitsrapport wordt bovendien niet ervaren als een extra administratieve last.
Passende zorg
Het kwaliteitskader heeft al verschillende verbeterpunten opgeleverd die zorginstellingen de komende tijd zullen oppakken. In essentie gaat het er hierbij om dat alle cliënten – ook de moeilijk plaatsbare – passende zorg (de juiste zorg op de juiste plek) krijgen binnen de beschikbare capaciteit.
Trots
Opvallend punt in het verkennende onderzoek; wat de zorgkantoren betreft mogen aanbieders van gehandicaptenzorg trotser zijn op wat zij hebben bereikt, iets wat ook het kwaliteitsrapport mag uitstralen. Soms zijn zorginstellingen ten onrechte bescheiden over de goede dingen die ze doen, aldus de zorgkantoren.
Ook vinden de zorgkantoren dat de inbreng van cliëntenraden verruimd kan worden. Zij kunnen een belangrijke rol spelen bij het opstellen van het kwaliteitsrapport, maar zijn zich nog niet altijd bewust van hun invloed, aldus de NZa. Hun betrokkenheid mag – volgens zorgkantoren – in veel gevallen “best nog wat groter zijn”.
Strafkorting
Die beperkte invloed hangt voor een deel samen met angst bij cliëntenraden. Ze zijn bang dat het zorgkantoor in geval van kritische opmerkingen de instelling straft met een tariefkorting. Sommige cliëntenraden willen dan ook pas het gesprek aangaan als de zij garantie hebben dat het zorgkantoor geen tariefkorting toepast.
Uitbreiding
Op basis van de goede ervaringen willen de betrokken partijen het kwaliteitskader ook gaan toepassen op extramurale zorgaanbieders die alleen een modulair pakket thuis (mpt) leveren of pgb-zorg, zoals geclusterde woonvormen, aanbieden. De zorg die aan cliënten wordt geleverd die voor deze zorgvormen kiezen zouden aan dezelfde kwaliteitseisen moeten voldoen als de intramurale zorg. Ten aanzien van het pgb-zorg zijn er wel knelpunten, aangezien zorgkantoren geen rol hebben bij het inkopen hiervan. Daarnaast is de diversiteit van zorgaanbieders in het pgb-domien erg groot.