Dit blijkt uit onderzoeksresultaten van wetenschappers van het Erasmus MC. Volgens de onderzoekers is dit zorgelijk. Om vrouwen beter te kunnen behandelen, moeten er niet alleen voldoende vrouwen meedoen aan onderzoek, maar moeten zij ook niet voortijdig stoppen. De Hartstichting steunde het onderzoek.
De onderzoekers analyseerden de gegevens van een grote studie naar het effect van colchicine bij patiënten met chronisch vernauwde kransslagaders. De ene helft kreeg elke dag 0,5 mg colchicine, de andere helft een nepmedicijn (placebo). De studie toonde aan dat het medicijn het risico op nieuwe hart- of vaatziekten bij deze patiënten met 30 procent verlaagt.
Zorgwekkend
De analyses van de Rotterdamse onderzoekers laten zien dat vrouwen tijdens de studie vaker en sneller stopten met het innemen van de medicijnen. Bij vrouwen stopte 15,4 procent met het innemen van medicijnen, bij de mannen 14 procent. Vrouwen stopten gemiddeld na 189 dagen, terwijl mannen pas na 316 dagen stopten. Bij de groep die het nepmedicijn kregen, stopte zelfs 17,2 procent van de vrouwen en 13,9 procent van de mannen.
De onderzoekers benadrukken dat dit probleem zorgwekkend is. Het verschil in de percentages gestopte vrouwen en gestopte mannen lijkt misschien klein, maar er doen al te weinig vrouwen mee aan onderzoeken naar nieuwe behandelingen voor hart- en vaatziekten. Als zij daarnaast ook nog vaker en eerder stoppen met de studiemedicijnen, wordt het nog lastiger voor onderzoekers om betrouwbare conclusies te trekken over het nut van deze nieuwe behandelingen bij vrouwen.
Meer onderzoek nodig
Voor 48,7 procent van de gestopte vrouwen en 41,3 procent van de gestopte mannen waren bijwerkingen van de medicijnen de belangrijkste reden om de medicatie niet meer te slikken. Deze percentages verschilden niet tussen patiënten met het echte en het nepmedicijn (placebo). Dit is opmerkelijk. Een nepmedicijn veroorzaakt namelijk geen bijwerkingen, dus dit zou geen belangrijke rol moeten spelen in de placebogroep. Vrouwen stopten minder vaak vanwege een eigen keuze (20,7 procent) dan mannen (31,4 procent). Mannen en vrouwen stopten even vaak op advies van een arts, bijvoorbeeld omdat de werking van de nieren verslechterde.
Verder onderzoek is nodig om te begrijpen waarom vrouwen vaker stoppen en hoe onderzoekers dit kunnen verbeteren. Voor toekomstige behandelingen die goed werken bij mannen én vrouwen is het belangrijk dat er voldoende vrouwen meedoen aan onderzoek en dat zij ook tot het einde van de studie blijven deelnemen.