Eine Verkehrsampel zeigt rotes Licht. Symbolfoto für Halt, Ausstieg und Gefahr. Autoflotte, 11/2013, Urteile Publikationsname / Publikationsnummer / E-Tag TT.MM.JJJJ (optional)
Verpleegkundige beroepsvereniging V&VN heeft Alexander Rinnooy Kan, die in opdracht van minister Bruins de steun voor de Wet BIG-II verkent, laten weten dat er onder verpleegkundigen geen basis is om door te gaan met de Wet BIG-II noch voor overgangsregeling. Uit een ledenpeiling onder ruim zeventienduizend duizend leden blijkt dat het draagvlak voor beroepsdifferentiatie onvoldoende groot is, laat staan voor een bijhorende wet.
Van de respondenten steunt niet meer dan 21 procent een nieuwe wet, 5 procent staat achter de huidige overgangsregeling. De peiling laat zien dat er geen absolute meerderheid is vóór onderscheid op de werkvloer tussen mbo- en hbo-verpleegkundigen (functiedifferentiatie). Weliswaar is 46 procent voorstander van een vorm van functiedifferentiatie, 42 procent is tegen. Nog eens 12 procent heeft geen mening.
Het draagvlak voor functiedifferentiatie is groter onder verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten dan onder verzorgenden. Van de eerste groep is 48 procent voorstander (40 procent tegen). Van de verzorgenden was 58 procent tegen functiedifferentiatie en 28 procent voor. Driekwart (76 procent) van alle respondenten steunt het besluit van V&VN eind juli om de steun voor Wet BIG-II en de overgangsregeling in te trekken.
Voorstanders
Niet verrassend zijn de meeste voorstanders van functiedifferentiatie te vinden onder verpleegkundigen met een hbo-opleiding. Van hen steunt 73 procent het onderscheid op de werkvloer tussen mbo- en hbo-verpleegkundigen . Bijna de helft van hen (48 procnet) zou dit vastgelegd willen zien in een wet. Onder verpleegkundigen met een mbo-opleiding is 51 procent tegenstander van functiedifferentiatie en 37 procent voorstander.
De voorstanders onderbouwen hun keuze voor functiedifferentiatie door te wijzen op het verschil in opleidingsniveau. Tegenstanders wijzen er juist op dat verpleegkundigen hetzelfde werk doen. Echte alternatieven voor een wettelijke regeling komen er uit de enquête niet naar voren. Twaalf procent wil het regelen via de cao, 6 procent in de afzonderlijke instellingen en 3 procent ziet het als iets tussen individuele werkgevers en werknemers.
Openheid
Gerton Heyne, interim-voorzitter van het V&VN bestuur, vindt het positief dat zo veel leden zich in zo korte tijd hebben uitgesproken. Maar hij constateert ook dat geen draagvlak is voor differentiatie, laat staan voor een wet die dat gaat regelen. “Er wordt verschillend gedacht over functiedifferentiatie tussen verschillende groepen leden. Dat moeten we in alle openheid met elkaar gaan bespreken. Wij gaan de komende tijd dan ook met deze uitkomsten in de hand het gesprek aan met onze leden.”
V&VN was de laatste partij die met Rinnooy Kan sprak tijdens zijn verkenning. Ook de andere partijen – werkgevers, vakbonden en de actiegroep – hebben tegen Rinnooy Kan gezegd dat zij geen wettelijke verankering willen van beroepsdifferentiatie.