De zaak draaide om het beëindigen van het leven van een 67-jarige vrouw in 2017. Ze kampte toen al tien jaar met klachten van vergeetachtigheid, somberheid en paniek en leed hoogstwaarschijnlijk aan de ziekte van Alzheimer. In een wilsverklaring schreef ze in 2010 op dat ze niet meer verder wilde leven als haar klachten zo ernstig zouden worden, dat ze in een verpleeghuis moest worden opgenomen. Drie jaar later was opname een feit.
Pas in 2017 begon op verzoek van de familie van de vrouw een euthanasietraject. Na uitgebreide observatie en gesprekken met de familie wilde de arts aan het verzoek voldoen. Zoals gebruikelijk vroeg ze een tweede gespecialiseerde arts om een oordeel. Die gaf een negatief advies. Een van de vragen die deze arts opwierp, was of de dementie van de vrouw niet zó ver was gevorderd, dat niet meer kon worden gesproken van “actueel lijden”.
Hoewel de arts die het euthanasietraject begeleidde zich niet in het oordeel van de tweede arts kon vinden, accepteerde ze wel diens verslag. Vervolgens vroeg ze haar eigen collega’s om een oordeel. Die vonden dat wel moest worden voldaan aan het schriftelijke verzoek.
Volgens het tuchtcollege had de arts niet op deze manier mogen handelen. Directe collega’s zijn niet onafhankelijk en de vraag die de tweede arts opwierp over het lijden van de vrouw is “onvoldoende onderzocht”, oordeelt het college. Dat vond ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
Het Expertisecentrum Euthanasie, waar de arts voor werkte, vindt dat de IGJ en het tuchtcollege de wet “te eng interpreteren”. Volgens het centrum is met goede redenen afgeweken van het advies, na overleg waarbij in totaal zes artsen en verpleegkundigen betrokken waren. Verder hekelt het centrum het feit dat de inspectie drie jaar met de klacht bezig is geweest. “Al die tijd leefde de arts in spanning en onzekerheid. Zij was niet meer in staat om haar beroep uit te oefenen.”
De inspectie vond het ook problematisch dat de arts handelde op basis van een schriftelijke verklaring uit 2010. De vrouw was zeven jaar later niet meer in staat haar verzoek te bevestigen. Op dit punt vindt het tuchtcollege dat de arts wel degelijk juist heeft gehandeld. Het college verwijst naar een principiële uitspraak van de Hoge Raad van eerder dit jaar. De hoogste rechters van het land bepaalden in april dat artsen het leven van zwaar demente personen mogen beëindigen als die daar een duidelijk schriftelijk verzoek toe hebben ingediend toen ze nog helder van geest waren. (ANP)