Het Rijksvaccinatieprogramma behelst een serie prikken die kinderen krijgen op bepaalde specifieke leeftijden om ze te beschermen tegen dertien ernstige infectieziekten. De overheid probeert ouders te overtuigen om hun kind te vaccineren, maar de deelname aan dit programma is vrijwillig.
Dalende vaccinatiegraad
De laatste jaren is het percentage gevaccineerde kinderen aan het zakken. De initiatiefnemers van de wet vrezen daarom voor de ‘groepsimmuniteit’. Zo heet het als zoveel mensen gevaccineerd zijn tegen een ziekte, dat die geen kans krijgt om zich te verspreiden onder de bevolking. In Nederland is het percentage kinderen dat is geprikt tegen de mazelen bijvoorbeeld al jaren onder de grens van 95 procent die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) verantwoord is.
“We moeten ervoor zorgen dat de kinderopvang een veilige plek blijft, waar kinderen beschermd zijn tegen ernstige ziekten”, vindt Wieke Paulusma (D66), een van de indieners van het wetsvoorstel.
Consequentie
Als de vaccinatiegraad onder de genoemde grens zakt, mogen kinderen alleen de kinderopvang in als ze meedoen aan het Rijksvaccinatieprogramma. Op deze manier behouden ouders de keuze om hun kind al dan niet te laten vaccineren, zeggen Paulusma en mede-indiener Judith Tielen (VVD). Maar door deze regel wordt “wel een consequentie aan deze keuze” verbonden. De Kamerleden stellen daarnaast voor dat medewerkers moeten zijn geprikt voor ten minste de bof, de mazelen, rodehond en kinkhoest.
Nederland zou niet het eerste land zijn met een dergelijke verplichting, mochten de Tweede en Eerste Kamer akkoord gaan met het voorstel. In bijvoorbeeld Frankrijk, Italië en Australië is een dergelijke regel al van kracht en stijgt de vaccinatiegraad ook weer, benoemen VVD en D66.
Het plan is vrijdag openbaargemaakt, zodat ouders, artsen en andere belanghebbenden hun mening erover kunnen geven. De Tweede Kamer gaat op een later moment in debat over het wetsvoorstel. (ANP)