Woningcorporaties hebben steeds meer kwetsbare ouderen als bewoners. Op de stoel van zorgaanbieders en gemeenten gaan de verhuurders niet zitten, wel spelen ze een rol bij het scheppen van een veilige woonomgeving voor ouderen met een kleine beurs. Hoe, dat vertellen Yvonne Witter, beleidsadviseur Wonen-Zorg, en Pieter van Hulten, belangenbehartiger Wonen-Zorg, Aedes vereniging van woningcorporaties.
Door de grote beleidswijzigingen van de afgelopen jaren hebben woningcorporaties hun bewonersbestand zien veranderen. “Aan de ene kant is daar de extramuralisering van zorg en het afschaffen van de verzorgingshuizen geweest, waardoor ouderen langer thuis wonen. Aan de andere kant kwam er een nieuwe woningwet, die voorschrijft dat woningcorporaties zich nog meer moeten richten op de laagste inkomens. Daardoor wonen er bij corporaties steeds meer mensen met een laag inkomen, maar ook meer ouderen die eigenlijk niet zelfstandig meer kunnen wonen”, legt Pieter van Hulten uit. “Woningcorporaties worden steeds vaker gebeld met hulpvragen.”
Spoedeisende hulp
Door hun scherpe taakomschrijving zijn woningcorporaties beperkt in wat ze op het gebied van zorg en maatschappelijke hulp kunnen doen, benadrukt Van Hulten. Wel zien de ongeveer driehonderd corporaties in het land manieren om ouderen te helpen om prettig en veilig thuis te blijven wonen. Iedere inzet daarop lijkt ook nodig. Naarmate ouderen langer thuis zijn gaan wonen is onder meer een toename van ouderen op de spoedeisende hulpafdelingen van ziekenhuizen te zien. Een veilig thuis kan enerzijds helpen dit te voorkomen. Anderzijds kan een aangepaste woning eraan bijdragen dat ouderen na een ziekenhuisopname eerder terug naar huis kunnen.
Oude bomen verplaatsen
Volgens Van Hulten is het wel van belang om rekening te houden met wat ouderen zelf willen. “Als je ouderen vraagt wat zij willen, zullen zij ook zeggen dat ze het liefst in hun eigen huis blijven”, vervolgt Van Hulten. “En als ze dan toch moeten verhuizen, dan binnen hun eigen straat. Verhuizen is soms oude bomen verplaatsen die je eigenlijk niet moet verplaatsen. Als je doorvraagt, blijkt vaak dat ouderen wel zouden willen verhuizen, maar opzien tegen het gedoe. In antwoord daarop hebben veel van onze leden soms samen met gemeenten woningmakelaars of wooncoaches in het leven geroepen. Die helpt ouderen daar dan bij. De corporaties doen dat echt niet omdat ze ouderen uit hun woning willen hebben, maar omdat ze de mensen willen helpen. De woning die de ouderen verlaten kunnen ze weer aan een ander gezin verhuren.”
Voorlichting
Beleidsadviseur Yvonne Witter benadrukt het belang van goede voorlichting. “Woningcorporaties en de andere betrokken partijen organiseren daarom steeds vaker informatiebijeenkomsten rondom de vraag ‘hoe wilt u oud worden?'”, zegt zij. “Dat leidt ook tot nauwe en nieuwe samenwerkingen. Zo organiseert Brabant Wonen samen met Brabant Zorg bijvoorbeeld het voorlichtingsproject “veilig prettig thuis wonen’ in de regio. Een ander mooi voorbeeld van voorlichting is de iZi-ervaarwoning van corporatie Haag Wonen en samenwerkingspartners, waar mensen elektronische en technische hulpmiddelen in werking kunnen zien die hen kunnen helpen om veilig thuis te blijven wonen, zoals rookmelders en valpreventiemiddelen. Sommige hulpmiddelen kun je gewoon bij Blokker of Praxiskopen en zijn makkelijk toe te passen in elke woning.”
Nieuwe woonvormen
Volgens Witter gaat het niet alleen om aanpassingen aan de woning, maar moet er ook gekeken worden naar de woonomgeving. “Het is belangrijk dat er voorzieningen zijn zoals bushaltes, maar het is ook belangrijk om ontmoetingsplekken te creëren, zodat mensen weten dat er naar ze wordt omgekeken. Sommige corporaties maken daar een huurwoning voor vrij.”
“Daarnaast moet er meer variatie in woonvormen komen”, vervolgt Witter. “Tussen thuis en het verpleeghuis zit op dit moment nog weinig anders. Het is echt belangrijk om op dit vlak een slag te slaan. Woningcorporaties zijn daarmee bezig, in samenspraak met de lokale bewoners. De grootste uitdaging op dit gebied is het vinden van locaties om te ontwikkelen. Er zijn momenteel veel initiatieven voor mensen die het eigenlijk wel redden. Voor de mensen met een smalle beurs en een beperkt netwerk willen corporaties wat neerzetten, maar dan moeten gemeenten niet het volle pond vragen voor de locatie.”
Knellend beleid
Ook belangenbehartiger Van Hulten ziet een essentiële rol voor gemeenten. “Het is belangrijk om te benoemen dat het een gezamenlijke inspanning moet zijn, maar voor ieder vanuit zijn eigen opdracht, corporaties op het gebied van wonen, gemeenten in het kader van de Wmo op het gebied van zorg. Soms kunnen woningcorporaties een huurwoning vrijmaken voor een ontmoetingsruimte, maar soms zijn de kosten daarvan te hoog. Het is geen automatisme. Het is niet onze taak om dat te faciliteren.”
Van Hulten stelt dat woningcorporaties en gemeenten van elkaar afhankelijk zijn om tot goede oplossingen te komen voor kwetsbare ouderen. “Door de beleidswijzigingen van de afgelopen jaren zijn er meer knelpunten”, vervolgt hij. “Gemeenten hebben een opdracht vanuit de Wmo, maar zien zich ook geconfronteerd met bezuinigingen. Corporaties moeten passend toewijzen, anders krijgen ze een boete. De inkomenseisen zijn streng. Het idee is dat de markt aan de overige behoefte voldoet, maar ouderen die net iets te veel verdienen voor de sociale huur, kunnen geen duizend euro huur betalen. Woningcorporaties mogen vijf procent van hun toewijzingen zelf invullen, maar aan die poort is het een enorm gedrang, er zijn meer doelgroepen die woningen nodig hebben en het is lastig om iedereen te bedienen.”
Ondanks het knellende overheidsbeleid is het volgens Van Hulten zaak om er samen de schouders onder te zetten. Hij wijst op de verbintenis van corporaties, gemeenten en andere partijen aan het landelijke overheidsprogramma Langer Thuis. “Het is duidelijk dat we het samen moeten doen”, zegt hij. “Het is wel belangrijk om goede afspraken te maken. Partijen moeten ook aan elkaar kunnen uitleggen welke mogelijkheden en beperkingen zij hebben en kijken: waar kunnen we elkaar vinden? Wat corporaties nu proberen te doen is prestatieafspraken maken met gemeenten: wij doen zo veel voor ggz-cliënten, zo veel voor ouderen. Het is aan de gemeenten om aan te geven wat zij van hun kant gaan doen.”
Te lang thuis
Van Hultens collega Yvonne Witter ziet in het knellende beleid een risico voor ouderen. “Ik denk dat er veel mensen zijn die door het beleid eigenlijk te lang thuis wonen. Meer variatie in kleinschalige, beschutte woonvormen is broodnodig nodig om dit op te lossen. Het kost tijd om die te ontwikkelen, maar er komt steeds meer beweging in. Intussen is het ook belangrijk om meer samen te werken met de eerstelijnszorg en de maatschappelijke dienstverlening. Woningcorporaties hebben ook een signalerende functie en trainen steeds vaker hun medewerkers om dementie en psychische problematiek te signaleren.”
“We moeten ook zien te voorkomen dat het de bewoner is die steeds in de telefoon moet klimmen om hulp vanuit de Wmo te krijgen”, valt Van Hulten Witter bij. “We moeten convenanten sluiten die dat regelen. Tegelijkertijd moeten we de opgave ook niet groter maken dan die is. Het belangrijkste is mensen helpen die echt niet meer thuis kunnen wonen. Wees reëel: voor wie is dit nodig? Waar is iets extra’s nodig? Vraag en aanbod moeten in balans zijn.”
Ouderen eerder toegang verschaffen tot het verpleeghuis is volgens Van Hulten geen goede optie. “Het verpleeghuis, geloof me, daar willen ze niet heen. Het is echt een eindstation.”
Bestaande woningvoorraad
Tot slot stelt Van Hulten dat woningcorporaties vooral ook aan de transformatie van hun eigen, bestaande woningvoorraad moeten werken. “Nieuwbouw is meestal niet het antwoord, ik denk dat we moeten focussen op het anders invullen van de ruimte die we hebben. We noemden al de wooncoach die mensen kan begeleiden naar een meer passende woning. Daarnaast is er voor woningcorporaties een beslisboom ontwikkeld, een tool om de eigen woningvoorraad tegen het licht te houden en te kijken waar die het beste kan worden aangepast. We moeten ook rekening houden met regionale verschillen.”
“Met voorstellen om woningen te splitsen hoef je in de krimpgebieden van Groningen niet aan te komen”, vult Yvonne Witter aan. “Daar is juist behoefte aan meer geclusterd wonen, zodat zorgaanbieders hun diensten makkelijker kunnen aanbieden. In de Randstad is dat weer geen probleem, daar is alles eigenlijk al enorm geclusterd”, zo sluit de beleidsadviseur Wonen-Zorg van Aedes af.