Vergeleken met het eerste kwartaal vorig jaar nam het ziekteverzuim af in alle branches van de bedrijfstak gezondheids- en welzijnszorg. Het verschil was het grootst bij de huisartsen en gezondheidscentra (van 9,7 naar 7,3 procent) en de kinderopvang (van 10,0 naar 8,8 procent). Het waren de branches waar vorig jaar de grootste stijging was in vergelijking met het jaar daarvoor. Het verzuim is nog altijd het hoogst in de branche verpleging, verzorging en thuiszorg: 9,6 procent.
Vergeleken met het laatste kwartaal van 2022 was het ziekteverzuim nog wel iets hoger, maar vergelijkingen worden vanwege seizoenseffecten vaak gedaan op jaarbasis.
Verzuim door werk
Vaker dan gemiddeld heeft het verzuim in de bedrijfstak gezondheids- en welzijnszorg te maken met het werk. Dat blijkt uit de uitkomsten van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA), eens per jaar uitgevoerd door het CBS en TNO.
Van de werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg die weleens hebben verzuimd zei 10 procent in 2022 dat het meest recente verzuim hoofdzakelijk vooral een gevolg is van het werk. Daarbij kan het ook gaan over verzuim langer dan een jaar geleden. Volgens 15 procent was het verzuim deels toe te schrijven aan het werk. Dit is vaker dan gemiddeld onder werknemers in alle bedrijfstakken (respectievelijk 7 procent en 12 procent).
Binnen de bedrijfstak gezondheids- en welzijnszorg kwam verzuim dat hoofdzakelijk een gevolg is van het werk in 2022 het vaakst voor in de branches verpleging, verzorging en thuiszorg (12 procent) en kinderopvang (11 procent).