Zorgverzekeraars willen het probleem van de extreem dure geneesmiddelen oplossen met een beschikbaarheidsbijdrage buiten het systeem van de risicoverevening om. ZN ziet weinig heil in de maatregelen van minister Schippers om de risicoverevening voor dure medicijnen te verbeteren.
De beoogde beschikbaarheidsbijdrage heeft betrekking op een kleine groep van circa 400 verzekerden, die gedurende hun leven verzekerd zijn van een vergoeding voor structureel extreem hoge kosten als gevolg van een chronische aandoening. Het gaat daarbij met name om erfelijke stofwisselingsziekten met stapeling, zoals de ziekte van Pompe of Fabry.
Volgens ZN zijn de kosten per verzekerde gemiddeld ongeveer 300.000 euro hoger dan de compensatie die de zorgverzekeraar uit het risicovereveningsfonds ontvangt. Daarnaast is er ook nog eens sprake van een zeer grote spreiding tussen verzekerden van deze meerkosten.
De minister is voornemens de compensatie voor deze verzekerden te verbeteren. Met het oog hierop wil ze in het ex antemodel drie extra klassen opnemen op basis waarvan zorgverzekeraars een extra normatief bedrag ontvangen voor de betreffende verzekerden. ZN verwacht dat dit onvoldoende is.
Zorgverzekeraars dringen er daarom op aan om het probleem van structureel extreem hoge kosten op te lossen in de vorm van een beschikbaarheidsbijdrage buiten het systeem van de risicoverevening om, zodat zorgverzekeraars niet risicodragend zijn voor deze niet beïnvloedbare kosten.
Geen invloed
De rationale hierachter is volgens ZN dat zorgverzekeraars geen invloed hebben op de kosten: er is bijna per definitie sprake van gepast gebruik van deze geneesmiddelen die veelal via een beperkt aantal expertisecentra worden voorgeschreven. Ook de prijs is door zorgverzekeraars niet of nauwelijks te beïnvloeden: in een aantal gevallen, zoals bij geneesmiddelen voor Pompe en Fabry, is het ministerie van VWS geheime prijsarrangementen overeengekomen met de farmaceutische industrie.