Cliënten van de Zonnehuizen moeten noodgedwongen achter aansluiten in de rij van schuldeisers van de failliete ggz-instelling. De curator heeft beslag laten leggen op een onbekend bedrag aan kleed- en voogdijgelden dat afkomstig is van de cliënten. Dit schrijft staatssecretaris Veldhijzen van Zanten van Volksgezondheid aan de Tweede Kamer.
De bedoelde gelden waren in beheer van voogdijinstellingen die deze namens de cliënten op een rekening van de Stichting Zonnehuizen hadden gestort. Het geld was bedoeld om uitgaven voor bijvoorbeeld kleding te doen of om te sparen voor eenmalige grote uitgaven. Ook deze gelden zijn onder het faillissementsbeslag komen te liggen. In concreto betekent dit dat cliënten niet meer bij hun geld kunnen en ongewild schuldeiser van de Stichting Zonnehuizen zijn geworden.
Bodemvoorrecht
De staatssecretaris schrijft dat ze de ontstane situatie “heel naar” voor de cliënten vindt, maar onderstreept dat de curator zich aan de faillissementswet moet houden. Dit betekent dat de curator bij de afwikkeling van het faillissement de vorderingen van alle schuldeisers moet betrekken. Uit het verslag van de curator blijkt dat de fiscus hierbij een “bodemvoorrecht” heeft. De Belastingdienst heeft in totaal nog 1,5 miljoen euro aan achterstallige loonheffing tegoed. Daarnaast zijn er meer dan 600 leveranciers die een gezamenlijke vordering van 4 miljoen euro hebben. De banken hebben nog eens vorderingen in de vorm van krediet ter grootte van 60 miljoen euro uitstaan.
Pragmatische route
Veldhuijzen van Zanten laat aan de Tweede Kamer weten dat ze geen middelen heeft om de cliënten van de Zonnehuizen tegemoet te komen. “Het is niet aan mij om de faillissementswet te veranderen, daarom kies ik een andere en meer pragmatische route”, aldus Veldhuijzen van Zanten. “Ik zal op korte termijn in gesprek gaan met brancheorganisaties en cliëntenorganisaties over de vraag hoe we kunnen voorkomen dat dit nog een keer voorkomt. Waar ik aan denk, is bijvoorbeeld dat het voogdij- en kleedgeld van cliënten niet op een rekening van de instelling wordt beheerd, maar op een andere rekening.”