De zorg voor mensen met claudicatio intermittens, ofwel etalagebenen, kan nog beter. Zo moet er pas een operatieve ingreep plaatsvinden wanneer oefentherapie niet mogelijk, of niet effectief is gebleken. De voorlichting daarover kan ook beter.
In Nederland is de zorg op het gebied van etalagebenen goed, constateert het Zorginstituut. Op onderdelen kan het beter. Daarom heeft het Zorginstituut in overleg met de betrokken partijen een verbeterplan gepresenteerd.
Sommige ziekenhuizen plaatsen snellen stents, buisjes in de bloedvaten, dan andere. Dit terwijl de richtlijn hierin terughoudend is. Dat moet meer conform de richtlijnen, aldus het Zorginstituut.
Er moet meer werk gemaakt worden van gedeelde besluitvorming tussen arts en patiënt, vindt het Zorginstituut. Hiertoe moet wel de voorlichting aan de patiënt verbeterd worden.
Verder vindt het Zorginstituut dat er duidelijke afspraken moeten komen tussen de eerste en tweede lijn over uitvoering van diagnostiek, inzet van de primaire behandeling (oefentherapie), doorverwijzing en terugverwijzing.
Tot slot moe er een landelijke uitvraag komen an uitkomstindicatoren (PROM’s) in kwaliteitsregistraties, zodat voor zowel professionals als patiënten inzichtelijk wordt gemaakt wat de effecten zijn van behandeling vanuit het perspectief van de patiënt.
Vergoeding
Een eerste stap in de verbetering van zorg is al gezet: nadat het Zorginstituut eerder dit jaar oordeelde dat gesuperviseerde oefentherapie als effectieve behandeling kan worden beschouwd bij claudicatio intermittens, heeft de minister van VWS aangekondigd per 1 januari 2017 de eerste 37 behandelingen gesuperviseerde oefentherapie bij claudicatio intermittens te vergoeden vanuit het basispakket.