De Nederlandse zorginstellingen haalden in 2014 met 2 procent het hoogste rendement ooit. Het totale eigen vermogen bedraagt naar verwachting 13,4 miljard euro. Hiermee neemt de solvabiliteit toe van 23,9 procent eind 2013 naar 27,1 procent eind 2014, dat hiermee ruimschoots aan de normen van banken (20 tot 25 procent) voldoet.
Dat blijkt uit de Barometer Nederlandse gezondheidszorg en de bijbehorende financiële stresstest van EY, onder bijna negenhonderd zorginstellingen. EY noemt het hoge rendement van 2 procent ‘opvallend’, omdat juist een resultaatdaling werd verwacht door onder meer het wegvallen van transitiebaten en de dreiging van het Macrobeheersinstrument. “Maar de ziekenhuizen en GGZ-instellingen zijn in staat gebleken de weggevallen transitiebaten op te vangen in de bedrijfsvoering.”
Rob Leensen, Partner Health Care bij EY: “Ondanks dat het gemiddelde resultaat stijgt, zijn er wel duidelijk verschillen merkbaar. Het aantal uitschieters aan zowel de boven- als onderkant lijkt toe te nemen.” De sector regionale instellingen voor beschermd wonen (RIBW) is net als voorgaande jaren koploper met 3,9 procent rendement. Aan de onderkant bevinden zich de zelfstandige behandelcentra (ZBC’s), die nu drie jaar op rij rond de 1 procent renderen. De ggz-instellingen geven een ‘wisselvallig beeld’. Dit wordt vooral veroorzaakt door het ontbreken van veel grote instellingen, die hun jaarrekening nog niet allemaal gedeponeerd hebben vanwege de uitstelregeling. EY verwacht dat het rendement voor hen over 2014 uiteindelijk lager uitpakt.
Ziekenhuizen
De ziekenhuizen laten een heel wisselend beeld zien. Zo zijn de uitkomsten van de stresstest voor de universitair medische centra (UMC’s) verbeterd. Ten opzichte van 2013 nam het gemiddelde resultaat van deze ziekenhuizen verder toe. De zorggerelateerde opbrengsten zijn ten opzichte van 2013 gestegen. Hiertegenover staat een beheerste kostenstijging. De solvabiliteit van alle UMC’s is sterk verbeterd.
Voor topklinische ziekenhuizen liggen de resultaten van de stresstest volgens EY ‘nog fors onder de norm’. Vrijwel alle ratio’s zijn verslechterd, behalve de solvabiliteit. De topklinische ziekenhuizen verschillen steeds meer van elkaar. Steeds meer ziekenhuizen scoren op een schaal van 1 tot 6 een 2 of een 6, en steeds minder 3, 4 of 5. In 2014 nam het gemiddelde resultaat van de topklinische ziekenhuizen fors af in vergelijking met 2013. De personele kosten als percentage van de totale opbrengsten namen juist toe. Dankzij de positieve resultaten over 2014 (lager dan 2013, maar gemiddeld nog steeds positief) voldoet het vermogensniveau van de topklinische ziekenhuizen ruimschoots aan de norm van 15 tot 20 procent.
Algemene ziekenhuizen scoren slechter op de stresstest, door een verslechtering van hun rente- en aflossingscapaciteit. De solvabiliteit nam wel toe. Over 2014 nam het gemiddelde resultaat van de algemene ziekenhuizen stevig af ten opzichte van 2013. De personele kosten stijgen, maar minder dan verwacht. Ziekenhuizen wisten de effecten van de prestatiebekostiging blijkbaar goed op te vangen. Gemiddeld genomen voldoen de algemene ziekenhuizen voor het eerst sinds jaren aan de solvabiliteitsnorm van 20 procent.
Verpleging, verzorging en thuiszorg
De resultaten van de stresstest voor de verpleging, verzorging en thuiszorg zijn verbeterd op alle kengetallen. Maar dit positieve beeld van de sector ziet EY niet terug bij de individuele instellingen. Het percentage instellingen met een score van 3 of lager blijft circa 39 procent. De solvabiliteit in de sector voldoet in ruime mate aan de norm. EY constateert dat gezonde instellingen overtollige buffers ‘kennelijk’ inzetten voor de zorg en dat minder gezonde instellingen hard werken om hun solvabiliteit op orde te krijgen. De solvabiliteit is 30,8 procent, waarmee de sector heel ruim aan de door het Waarborgfonds voor de Zorgsector gestelde norm van 15 tot 20 procent voldoet.
De financiële positie van de sector gehandicaptenzorg is stabieler dan elders in de zorgsector, volgens EY. “De al sterke financiële positie van de sector is in 2014 nog verder verbeterd. De solvabiliteit voldoet in ruime mate aan de normen die banken stellen.” Het gemiddeld vermogensniveau van de instellingen is verbeterd van 23,5 procent naar 32,8 procent. Het voldoet daarmee in ruime mate aan de door Waarborgfonds voor de Zorgsector gestelde norm.
De RIBW-instellingen zetten de traditie voort, aldus EY, en scoren ‘wederom’ in alle jaren zeer hoog en ruim boven de norm. Vrijwel alle instellingen beschikken over behoorlijke buffers. Ook het rendement is in alle jaren hoog, hoewel dit in 2014 iets is teruggelopen ten opzichte van 2013 en 2012. De verdeling van instellingen over de scores laat zien dat veel instellingen zich in de hoogste categorie (5/6) bevinden. Doordat de RIBW’s over veel eigen vermogen beschikken en er sprake is van een negatieve netto-schuldpositie is het rendement op het (negatieve) geïnvesteerde kapitaal negatief.
Kanttekening
Bij de bevindingen over topklinische en algemene ziekenhuizen plaatst NVZ-woordvoerder Wouter van der Horst een kanttekening. “De rendementscijfers herkennen we niet.” Dat ziekenhuizen de solvabiliteit hebben verbeterd in 2014 is volgens hem mooi en nodig voor een gezonde bedrijfsvoering, maar: “Wat de vreugde bij ons tempert is dat de kosten van dure medicijnen erin hakken bij ziekenhuizen. EY noemt in het onderzoek die oplopende kosten niet, terwijl dat een gigantisch probleem voor ziekenhuizen is.”
Voor instellingen in de langdurige zorg lijken de cijfers rooskleurig, maar volgens ActiZ-woordvoerder Bernadet Naber past er een nuance. “Onze leden hebben zich goed voorbereid op de enorme veranderingen die dit jaar plaatsvinden. Ze hebben buffers opgebouwd, onder meer voor de verwachte ontslagregelingen voor medewerkers.” Zij wijst er bovendien op dat de risico’s voor aanbieders in de langdurige zorg steeds groter worden, omdat ze in de Wmo zomaar een aanbesteding kunnen verliezen. “Dan is het prettig als instellingen zich een goed werkgever kunnen tonen en niet direct mensen hoeven te ontslaan.” Tot slot zijn de buffers volgens haar nodig omdat er voor 2,8 miljard bezuinigd moet worden in de langdurige zorg. “Over een jaar verwacht ik dat er heel andere cijfers naar buiten komen over de financiële positie van zorginstellingen.”