Het Zorginstituut heeft het aantal kwaliteitsindicatoren waar de verpleeghuiszorg over moet rapporteren teruggebracht van tien naar vijf. Ook krijgen zorgaanbieders meer vrijheid om de relevantie voor de eigen organisatie te bepalen; naast drie verplichte indicatoren mogen ze er zelf twee kiezen uit een lijst van zeven. Bovendien ziet de inspectie af van eigen uitvraag.
Dat blijkt uit de lijst van kwaliteitsindicatoren die het Zorginstituut op voorspraak van de Stuurgroep Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg deze week heeft vastgesteld. Brancheorganisatie is content met de nieuwe lijst. “De vijf indicatoren zijn er minder dan eerdere jaren en beperken daarmee administratieve lasten voor zorgorganisaties, maar bieden wel goed inzicht in de kwaliteit op zorglocaties”, aldus ActiZ.
‘Eten en drinken’
Over 2019 moeten aanbieders van verpleeghuiszorg rapporteren over drie verplichte indicatoren basisveiligheid, te weten ‘Advance Care Planning’ (ACP), ‘bespreken medicatiefouten in het team’ en ‘aandacht voor eten en drinken’. De indicator ‘aandacht voor eten en drinken’ is nieuw. Volgens ActiZ is de betreffende indicator uitermate relevant. Bij eten en drinken gaat het niet alleen om voorkoming van ondervoeding of juist de ontwikkeling overgewicht, maar ook om het genieten van eten en drinken en de ambiance tijdens de maaltijden. Met de indicator worden de afspraken getoetst die gemaakt zijn met cliënten over eten en drinken.
Lasten verlagen
De andere twee verplichte indicatoren – ‘ACP’ en ‘bespreken medicatiefouten in het team’ – waren ook over 2018 al verplicht. Tot de twee indicatoren die zijn vervallen behoren ‘Sturen op kwaliteit en veiligheid’ en ‘Continuïteit van de zorg’. Deze werden door de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) uitgevraagd. De IGJ ziet dit jaar af van eigen uitvraag en voegt ook geen indicatoren meer toe. Zo wil de toezichthouder de administratieve lasten voor zorgprofessionals en zorgaanbieders verlagen. Voor haar toezicht op de verpleeghuiszorg gebruikt de inspectie voortaan de informatie uit de overige indicatoren basisveiligheid. De indicator ‘Middelen en maatregelen rondom vrijheid’ is met het oog op de uitwerking van de uitwerking van de Wet Zorg en Dwang niet langer verplicht.
Keuzevrij
Een andere nieuwe indicator gaat over continentie, of het kunnen ophouden van urine en ontlasting. Deze indicator is niet verplicht, maar behoort tot de keuzevrije indicatoren. Het complete overzicht van de zeven keuze-indicatoren is nog niet bijgevoegd, omdat het geheel eerst ingediend moet worden bij het Zorginstituut, dat goedkeuring moet geven. Duidelijk is wel dat zorgorganisaties in samenspraak met professionals en cliëntenraad mogen beslissen welke van deze zeven ‘keuze-vrije indicatoren’ ze gaan aanleveren.
Vaststelling van de kwaliteitsindicatoren in september oogt op het eerste gezicht als mosterd na de maaltijd. Hoe weten zorgaanbieders immers waar ze op moeten letten als de indicatoren zo laat in het lopende jaar worden vastgesteld? Volgens ActiZ vormt dit in de praktijk geen belemmering. “Indicatoren worden gemeten in januari/februari”, aldus een woordvoerder. “Vanaf dan hebben de organisaties dus zelf al de beschikking over hun eigen gegevens en kunnen zij er rekening mee houden. Dat de data landelijk pas in september opgeleverd worden, komt door het feit dat het kwaliteitsverslag uiterlijk per 1 juli gereed moet zijn. Tot die tijd moet er dus gelegenheid zijn om aan te leveren.”