© RAM / stock.adobe.com
Minister Helder vroeg in juni 2023 aan het Zorginstituut om te onderzoeken of het mogelijk was om met objectieve criteria aan te geven wanneer iemand wel of niet in aanmerking komt voor een plek in een verpleeghuis met integrale zorg. Het advies dat hieruit is voortgekomen stuurde de minister deze week naar de Tweede Kamer, samen met een voortgangsrapportage over het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO).
Beleid loopt achter bij praktijk
Het advies ging in een conceptversie al eerder naar ActiZ, de koepel van vvt-organisaties. Die reageerde ontstemd. Zorgorganisaties worstelen met de opgave om alle mensen die er recht op hebben ook een plek te geven in een verpleeghuis. Zij vrezen juridische consequenties als zij zelf de toegang beperken zonder ruggensteun vanuit het ministerie. In de praktijk gebeurt namelijk wel al. ActiZ ziet dat zorgorganisaties op dit moment gedwongen worden dingen te doen die niet mogen van de wet. Het beleid loopt daarmee volgens ActiZ achter de praktijk aan. ActiZ-bestuurder Mireille de Wee in Zorgvisie: “Zorgmedewerkers moeten cliënten iedere dag vertellen dat de zorgindicatie alleen niet meer genoeg is voor een plek in het verpleeghuis. Dat is best een lastig gesprek. We zitten gevangen in het huidige stelsel.”
Factoren
Het Zorginstituut laat nu dus ook bij de officiële publicatie van het advies aan de minister weten dat een harde scheidslijn tussen zorgprofielen niet mogelijk is. “Waar iemand het best op z’n plek zit om zorg te krijgen is afhankelijk van verschillende factoren. Die factoren hangen samen met de zorgbehoefte van de oudere zelf maar ook van bijvoorbeeld de sociale context, het netwerk en de woning zelf. Om te bepalen welke setting voor een oudere het meest passend is, moet een afweging van die factoren in onderlinge samenhang worden gemaakt”, schrijft het Zorginstituut.
Afwegingskader
Om deze afweging te kunnen maken, zou een afwegingskader moeten worden ontwikkeld. Het gaat voornamelijk om cliënten met de zorgprofielen 5 VV en 6 VV, bij wie de onderlinge zorgbehoefte erg verschillend kunnen zijn, stelt het Zorginstituut. Voor cliënten met een zwaardere zorgvraag – profielen 7, 8 en 9 VV – is het verpleeghuis eigenlijk vrijwel altijd de beste plek om zorg te krijgen. Voor deze mensen moet het verpleeghuis sowieso altijd beschikbaar blijven vindt het Zorginstituut. Voor mensen met een zorgprofiel 4 VV is zorg thuis eigenlijk vrijwel altijd de beste optie.
Nader onderzoek
Om een afwegingskader voor de aanspraak op een plek in het verpleeghuis te ontwikkelen, is aanvullend onderzoek nodig, stelt het Zorginstituut in zijn advies aan de minister. Het Zorginstituut schetst daarvoor in het advies wel een aantal randvoorwaarden. Eén daarvan is een aanpassing van de Wet langdurige zorg (Wlz), want deze wet geeft momenteel iedereen met een VV-indicatie recht op verblijf. Een ander punt is dat er wel voldoende zorg beschikbaar moet zijn om mensen in de eigen woning of een nieuwe beschutte omgeving zorg te verlenen.
Aanspraak en keuzevrijheid
Als een formeel afwegingskader komt heeft dat ook consequenties schrijft het Zorginstituut tot slot. “Met een formeel afwegingskader kunnen niet meer alle ouderen met een Wlz-VV-indicatie aanspraak maken op ‘verblijf in een instelling’, zoals het huidige verzekerde Wlz-pakket dat als vorm van zorg omvat. Op dit moment biedt de Wlz wel keuzevrijheid aan mensen met een Wlz-indicatie over de verzilvering ervan. Dit betekent dat zij zelf kunnen kiezen of zij de zorg met verblijf willen verzilveren in het verpleeghuis, met een volledig pakket thuis, modulair pakket thuis of persoonsgebonden budget thuis.”
Peter Koopman
“Beschikbaarheid” van zorg is een verantwoordelijkheid van de systeem-baas: VWS. Indicatie geven van noodzakelijke zorg bij zorgbehoefte is een zorgprofessionele verantwoordelijkheid. “Beschikbaarheid” is een recht en kan bij bestuursrechter getoetst worden. “Indicatie” is een professionele uitspraak en kan bij tuchtrechter getoetst worden. Of wordt dit anders gezien? Wat bij “op=op”-beleid?