Dit blijkt uit nieuwe cijfers voor het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW). Het CBS heeft daarvoor onderzocht in hoeverre werknemers in zorg en welzijn meer of minder uren zijn gaan werken tussen 2021 en het vierde kwartaal van 2023.
Deeltijdbaan
De meeste werknemers werkten in het vierde kwartaal van 2023 evenveel als in het vierde kwartaal van 2021. Werknemers met een arbeidsduur tussen 20 en 36 uur per week bleven het vaakst evenveel uren werken in zorg en welzijn in de onderzochte periode.
Een deel, 16,2 procent van de werknemers, is na twee jaar meer uren gaan werken in zorg en welzijn. 13,8 procent is juist minder uren gaan werken. Werknemers in zorg en welzijn veranderden daarmee hun arbeidsduur in zorg en welzijn het meest in de richting van een deeltijdbaan tussen 24 en 28 uur.
Hoe kleiner de totale arbeidsduur van een werknemer, hoe vaker men meer uren is gaan werken in zorg en welzijn. En hoe meer uren de werkweek van een werknemer al had, hoe vaker men minder uren is gaan werken.
Rol van leeftijd
Bij een kortere arbeidsduur van minder dan 20 uur speelt de leeftijd een rol. Hoe jonger de werknemers zijn, hoe vaker zij meer uren zijn gaan werken. Bij de 55-plussers is het aantal werknemers dat meer uren ging werken een stuk lager, slechts 14 procent.
Bij een arbeidsduur van 20 tot 32 uur is het aandeel werknemers dat meer uren is gaan werken ook groter bij de jongste groep werknemers jonger dan 25 jaar (29 procent) en kleiner bij de oudste groep werknemers van 55 jaar en ouder (9 procent). Het aandeel werknemers dat juist minder uren ging werken is vrijwel gelijk over alle leeftijdsklassen (16 tot 21 procent).
Gestopt
Van de werknemers is 19,1 procent gestopt met werken in zorg en welzijn. Zij zijn mogelijk geheel gestopt met werken. Ook kunnen zij zijn overgestapt naar een baan buiten zorg en welzijn, of nog wel werken in zorg en welzijn, maar bijvoorbeeld als zelfstandige of via een uitzendbureau.