Mensen met een hoger inkomen krijgen na een telefonische triage van de huisartsenpost vaker een fysiek consult bij de HAP dan mensen met een lager inkomen. Mensen met een lager inkomen daarentegen krijgen vaker een telefonisch consult of huisbezoek. Dat blijkt uit het onderzoek van het Nivel.
Mogelijke verklaringen voor deze verschillen zijn de onderliggende gezondheidsproblemen die mensen met een lager inkomen vaker hebben.“Ook hebben mensen in een sociaaleconomische kwetsbare positie vaak minder goede gezondheidsvaardigheden, waardoor zij minder goed hun klachten kunnen uitleggen”, aldus de onderzoekers.
Geen verschillen in spoed, wel in zorg
Dat mensen met een laag inkomen vaker contact met de huisartsenpost hebben dan mensen met een grotere portemonnee, was al bekend. In dit onderzoek ging het Nivel na of de sociaaleconomische positie bij de telefonische triage, het eerste contact met de HAP, ook een rol speelt.
Er zijn geen verschillen in de inschatting van spoed, maar wel in de toewijzing van passende zorg. Mensen met een hoger inkomen worden bij gelijke klachten en gelijke inschatting van de mate van spoed vaker uitgenodigd naar de HAP te komen voor een consult, terwijl mensen met een laag inkomen vaker een telefonisch advies of een huisbezoek krijgen.
Vervolgonderzoek
Voor het onderzoek heeft het Nivel de registratiegegevens van 28 HAP-organisaties gebruikt, met triagecontacten van 1,3 miljoen mensen. “Het zou goed zijn om verder onderzoek te doen om deze verschillen te verklaren. Bijvoorbeeld door te bekijken of de gezondheidsvaardigheden van de beller een rol spelen. Dus de manier waarop iemand in staat is de zorgvraag uit te leggen aan de triagist”, vertelt onderzoeker Tessa Jansen.