De vier grote zorgverzekeraars twijfelen of ze in de toekomst opnieuw een hoofdlijnenakkoord met het ministerie van VWS moeten sluiten. Dergelijke uitgavenplafonds zijn volgens de G4 veelal overbodig en belemmeren het functioneren van het zorgstelsel, meer in het bijzonder de handelingsvrijheid van de zorgverzekeraars.
De G4 uiten hun kritiek in NRC. “De akkoorden werken vrij goed als er weinig geld is, zoals in een financiële crisis, maar niet als er geld over is”, zegt bestuursvoorzitter Ruben Wenselaar van Menzis tegenover de krant. “Dan zeg ik: laat ons met de beroepsgroepen bepalen hoe we middelen het beste inzetten. Ik vind de akkoorden die we nu hebben gesloten eigenlijk onnodig, met uitzondering van die voor de ziekenhuizen.”
“Het risico van de Hoofdlijnenakkoorden is dat ze de boel vastzetten”, vindt Ab Klink, lid raad van bestuur VGZ. “Ik zou tegen Den Haag zeggen: het is oké om maximale financiële kaders af te spreken, maar innovaties komen er niet als de overheid een te grote rol pakt.”
Om de kostengroei in de medisch-specialistische zorg te beteugelen sloot toenmalig minister Schippers in 2012 een eerste hoofdlijnenakkoord. Sindsdien is het instrument ook toegepast in de huisartsenzorg, ggz en wijkzorg. In de hoofdlijnenakkoorden leggen de veldpartijen zich vast op beperkt groeipercentage in ruil voor handelingsvrijheid. VWS is nog altijd onverkort enthousiast over de aanpak. In een brief aan de Tweede Kamer rekende minister Bruno Bruins dat de akkoord tussen 2012 en 2017 drie miljard euro aan besparingen hebben opgeleverd.