De overheveling van zorgtaken naar de gemeente per 2015 zorgt, hoe dan ook, voor een herinrichting van het zorglandschap, of, in termen van markttoezichthouders, van de zorgmarkt. Zorgaanbieders krijgen te maken met een andere organisatie van de vraag, althans wat betreft de financiers van de vraag.
Wij zien in de praktijk veel samenwerkingsprojecten in het kader van de overheveling, zowel op initiatief van de zorgaanbieders als op verzoek van de gemeenten. Er zitten haken en ogen aan samenwerking, waarvan zorgaanbieders, maar ook zeker gemeenten zich bewust moeten zijn.
Rol gemeenten
Er zijn verschillende voorbeelden van gemeenten die de betrokken (reeds aanwezige) zorgaanbieders vragen met een gezamenlijk plan van aanpak te komen. Zij blijken zich er niet van bewust te zijn dat een dergelijk gezamenlijk plan strijdig kan zijn met de Mededingingswet, waarbij het risico van de overtreding volledig bij de aanbieders ligt. Ook de uitwisseling van informatie tussen aanbieders, die nodig is om het plan van aanpak te maken, kan reeds problematisch zijn. Het is zaak dat gemeenten hier (beter) van op de hoogte zijn. Voor zorgaanbieders is het vooral van belang zeer helder vastgelegd te krijgen van de gemeente exact verlangt van de aanbieders.
Samenwerking in consortia
De staatssecretaris van VWS heeft naar aanleiding van een overleg met Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN) en de ACM aangegeven dat kleine zorgaanbieders in bepaalde gevallen samen mogen optrekken in de onderhandelingen met zorgverzekeraars of gemeenten. Dat blijkt uit een recente brief van staatssecretaris Van Rijn aan de Tweede Kamer. Volgens de staatssecretaris kan samenwerking van kleine zorgaanbieders in consortia ertoe leiden dat zij een betere positie verkrijgen in het veld van zorgaanbieders, en dan met name ten opzichte van grotere aanbieders. De staatssecretaris schrijft dat door samenwerking in consortia kleine aanbieders een reële kans hebben op een contract van de inkopende partij, gemeente of verzekeraar die de zorg en/of ondersteuning inkoopt. De staatssecretaris schrijft bovendien dat dergelijke samenwerkingsverbanden zowel de innovatie als de cliënt ten goede komen. Ten slotte draagt het contracteren van consortia eraan bij dat de inkopende partijen aan hun cliënten en burgers keuzemogelijkheden kunnen blijven aanbieden, die aansluiten bij de lokale vraag, aldus de staatssecretaris.
Voorwaarden
In de brief is opgenomen dat er wel voorwaarden aan dergelijke samenwerkingsverbanden worden gesteld. Zo geeft de staatssecretaris onder andere aan dat het moet gaan om “offensieve consortia”. Daar is sprake van, aldus de staatssecretaris, zolang de vorming van een consortium ertoe leidt dat inkopende partijen de facto meer keuze krijgen – naast de bestaande grotere spelers – en een consortium wordt gevormd tussen complementaire aanbieders zodat integrale producten voor de cliënt en burger kunnen worden gerealiseerd, zoals door de inkopende partij is gevraagd.
De brief van de staatssecretaris laat zien dat de politiek zich (enigszins) bewust is van de mededingingsproblematiek waar zorgaanbieders in de dagelijkse praktijk tegenaan kunnen lopen. De vorming van consortia is een voorbeeld van samenwerking tussen zorgaanbieders die binnen de grenzen van de Mededingingswet kan vallen. Waar de staatssecretaris aangeeft dat samenwerking mag plaatsvinden tussen complementaire zorgaanbieders wordt feitelijk gezegd dat niet-concurrerende zorgaanbieders mogen samenwerken. Aangezien afspraken tussen niet-concurrerende zorgaanbieders veelal niet tot overtreding van het kartelverbod leiden, is dit een logische maar geen nieuwe vaststelling. Anders gezegd: in de brief van de staatssecretaris wordt datgene bevestigd wat vaak al is toegestaan op grond van de Mededingingswet.
Wilt u samen optrekken richting gemeenten (en/of zorgverzekeraars)? Dan moet u zich eerst afvragen wie uw concurrenten zijn. Door de overheveling kan ook dat beeld veranderen (doordat de geografische markten, maar misschien ook de productmarkten gaan wijzigen). Als blijkt dat u samen wilt optrekken met concurrenten, dan doet u er verstandig aan uw samenwerking alsnog te toetsen aan de Mededingingswet. U kunt namelijk met een beroep op de brief van de staatsecretaris niet vaststellen dat uw samenwerking is toegestaan, omdat zoals gezegd die brief ziet op samenwerking tussen niet-concurrenten. Samenwerking met concurrenten is uiteraard niet per se verboden; de Mededingingswet biedt mogelijkheden voor dergelijke samenwerkingen.
Cees Dekker
Advocaat/partner Mededinging
Nysingh advocaten-notarissen