Bestuurders van thuiszorgorganisaties ervaren complexe dilemma’s. Of het nou gaat om tarifering, arbeidsmarkttekorten, of een cultuur waarin praten over productiviteit gevoelig ligt. Vooral bij organisaties met een grote intramurale poot en een veel kleiner thuiszorgdeel is het schipperen.
Voor een duurzame toekomst zijn twee dingen belangrijk: in de eerste plaats de basis op orde brengen en vervolgens samenwerken met andere zorgaanbieders, corporaties en gemeenten. Dat is de grote lijn van een ronde tafel met zes bestuurders die P5COM organiseerde.
Femke de Jong, directeur-bestuurder van Archipel Thuis, schudt het voorbeeld zo uit haar mouw. ‘Stel, er komt morgen een zzp’er niet opdagen omdat ’ie ziek is. De andere medewerkers in het team willen al onze cliënten toch zorg bieden, dus die rennen de hele dag om iedereen te kunnen helpen. Per saldo zijn ze dan korter bij elke cliënt. Dan dénken ze dat het goed gedaan hebben, maar daardoor moet er uiteindelijk geld bij.’
Het voorbeeld toont in een notendop de complexiteit van de uitdagingen van bestuurders van thuiszorgorganisaties. Ze komen allemaal aan bod tijdens een ronde tafel die P5COM dit najaar organiseerde over de thuiszorg. Marcel Duvigneau, bestuurder van Marga Klompé: ‘Wij werken in de Achterhoek, onze reistijd is 15 procent van de beschikbare tijd. Op een gezonde manier geld verdienen is lastig, zo niet onmogelijk.’
Een minuutje lijkt niks
Wat helpt dan wel? Inzoomen blijkt een sleutelbegrip. Om precies te zijn op vijf interventieniveaus: logistiek, ondersteuning, teamsamenstelling, data en leiderschap. Neem de reistijd. Lars Tomson, van P5COM: ‘Als je op een route een minuut bespaart, lijkt dat niks. Maar als je dat op elke route, met elk team, elke dag van het jaar doet, heb je het over een enorme kostenreductie.’ En over tijd die weer beschikbaar is voor zorg.
Inzoomen werkt ook voor afspraken over wat centraal geregeld wordt en wat in het team. Niet van bovenaf in zijn algemeenheid bedenken wat goed is, maar door te praten met medewerkers. Geertje Morée van Cappellen, directeur thuiszorg bij Laurens: ‘Wij stellen onze teams de vraag: wat helpt jullie nou om je werk goed te doen? Dat levert enorm interessante gesprekken op over wat de kern van het werk is, en wat ballast. En we praten met wijkverpleegkundigen: als je nu in de vrije ruimte zou staan, hoe zie je je vak dan voor je?’
Eén auto in de nacht
Door op detailniveau aan de slag te gaan met onderwerpen als logistiek, ondersteuning en data, krijg je als thuiszorgorganisatie de basis weer op orde. Dat lukte De Wever. Het tekort slonk van ruim een miljoen naar een ton, het ziekteverzuim van 14 naar 8 procent en – minstens zo belangrijk – de medewerkers voelen zich gehoord en hebben duidelijkheid. Bestuurder Chantal Beks: ‘Nu we geen crisis meer hebben, zijn we in de positie om vooruit te denken.’
En bij dat vooruitdenken hoort samenwerken. Dat is echt voorwaardelijk om verder te komen, daar zijn de deelnemers het wel over eens. De Jong: ‘Je hebt elkaar zó hard nodig. Punt is dat je moet samenwerken vanuit gelijkwaardigheid – en dat is lastig als je er vanuit urgentie inzit. Vandaar dat wij eerst terug gaan naar de basis. Dat betekent ook dat we ons terugtrekken uit sommige wijken. Om vervolgens te kijken wat we samen met anderen kunnen doen. We willen bijvoorbeeld de nachtzorg zo organiseren dat elke aanbieder zijn aandeel heeft.’
In de Achterhoek zijn ze daar al een heel eind mee. Duvigneau: ‘Wij regelen de nachtzorg nu met drie partijen in vier gemeenten. En daar rijdt één autootje met een apart logo.’ Marcel van Woensel, bestuurder van Van Neynsel: ‘Ik denk ook dat veel meer samenwerken kan, en dat het past in de huidige tijd. We zien allerlei bewegingen: positieve gezondheid wordt steeds belangrijker bijvoorbeeld, en mensen blijven langer thuis wonen. Dat ondersteunen wij bij Van Neynsel met allerlei initiatieven.’
Gemeenten voeden
Om goed toekomstgericht te kunnen samenwerken, moet de basis op orde zijn én is het belangrijk om je huiswerk goed te doen. Onder meer door demografische ontwikkelingen in beeld te brengen.
Kallenberg: ‘Als je op lokaal niveau samenwerkt, hoef je sommige discussies niet eens meer te voeren. Als mensen bijvoorbeeld dichter bij elkaar wonen, dan hoef je het niet te hebben over routes en reistijden. Maar daar heb je wel de gemeenten en corporaties voor nodig. Met hen voer je het gesprek over de vraag wat je bijbouwt, en volgens welk concept. Mijn ervaring is dat gemeenten het lastig vinden om in te schatten hoe de zorg zich in de toekomst ontwikkelt. Je kunt hen daarin als samenwerkingspartner voeden, bijvoorbeeld zeggen: beste gemeente, we gaan helemaal niks bijbouwen, we gaan eerst eens kijken hoe we bestaande flats kunnen aanpassen.’
In Rotterdam zijn ze al bezig met die lokale samenwerking. Morée van Cappellen: ‘We redeneren samen veel meer vanuit de combinatie wonen-welzijn-zorg. En dan is er ook meer ruimte om weer echt goede zorg te leveren. In die richting kunnen we werken aan een mooie toekomst.’
Meer informatie?
Meer weten over de vijf interventieniveaus voor rendabele thuiszorg? Op www.p5com.eu/duurzaam-betere-thuiszorg/ vindt u er verdiepende whitepages over.