Een zorg-ICT-bedrijf dat de open structuur in het DNA heeft zitten is NEXUS Nederland. Meer dan vijftien jaar geleden experimenteerden NEXUS en de Noordwest Ziekenhuisgroep al met een portaal voor online patiëntencontact. Een volgende stap was het integreren van thuismetingen in het patiëntendossier, een project samen met cardiologen van Treant. “Daarvoor bleek een open structuur cruciaal”, zegt Eric van Kooten, Director Sales en Marketing van NEXUS Nederland. “We waren al een paar jaar daarvoor overgestapt van dedicated systemen naar een open architectuur. Dat hadden we geleerd vanuit de logistiek. Binnen de zorg ging koppelen nog maar mondjesmaat, maar op een gegeven moment begon het gedachtegoed te leven. Zeker toen de zorg aan de slag ging met zib’s: zorginformatiebouwstenen. Eindelijk begon de markt te reageren op wat wij al jaren riepen: “Je moet gestandaardiseerd opslaan.” NEXUS heeft altijd dat principe gevolgd. “Alleen uitwisseling is niet voldoende. Je kunt wel een snelweg hebben om data te transporteren, maar dan is er geen systeem dat het kan overnemen. Daarom zijn wij zib’s als elementen gaan opnemen in onze databases.”
Digitale overdracht
Eerst werkte het open systeem alleen maar voor inzage tussen organisaties. Sindsdien is die werkwijze verder uitgewerkt tot volledig digitale overdracht – tussen ziekenhuizen-, maar ook binnen de hele keten. “Het voordeel van zo’n open architectuur voor zorgorganisaties is dat ze niet het hele systeem moeten vervangen om aan te sluiten”, legt Van Kooten uit. “Ze kunnen applicaties of onderdelen behouden of eventueel eerst afschrijven en later instromen. Wij bekijken samen met de organisatie wat de beste businesscase is.”
De open architectuur bleek ook uitermate geschikt in de doorontwikkeling van het Zorgprestatiemodel (ZPM), die dit jaar is ingevoerd binnen de GGZ. Van Kooten: “Daardoor kunnen organisaties ieder willekeurig elektronisch cliëntendossier koppelen aan de ZPM-registratie- en declaratiefuncties. Het is aan de voorkant zo ingeregeld dat er achteraf zo min mogelijk correcties nodig zijn. We bouwen die in losse modules, zodat GGZ-instellingen niet hoeven over te stappen op een heel nieuw systeem.”
Kwaliteit van data
Binnen Nederland en Europa is data-uitwisseling op een gestandaardiseerde manier een vakgebied dat sterk in ontwikkeling is, ziet Van Kooten. “Er worden veel systemen gebouwd om data te registreren en op te slaan. De volgende stap is om data voor ons te laten werken in de dagelijkse praktijk, door analyses en algoritmen, en die kennis weer terug te geven aan artsen, verpleegkundigen, behandelaars of therapeuten. Daar wordt volop in ontwikkeld, maar te veel in pilots of op eilandjes. Dat moeten we samen verder brengen. Dat kan alleen door gegevens eenduidig vast te leggen op één plek.” Daarvoor is overeenstemming nodig tussen alle marktpartijen en zorgorganisaties, denkt Van Kooten, misschien zelfs met lichte regie vanuit de overheid. Een aandachtspunt is dan de kwaliteit van data. “Op verschillende momenten in een zorgpad worden verschillende data-elementen verzameld. Een allergie wordt bijvoorbeeld bij de huisarts vastgelegd, maar ook op meerdere plekken in het ziekenhuis. De vraag is dan welke de best geregistreerde is. De kwaliteit van data waar we onze zorg op enten moeten we goed met elkaar borgen.”