In 2016 verdween de VAR voor zzp’ers. Opvolger DBA bleek snel geen lang leven beschoren. En nu staat de opdrachtgeversverklaring voor de deur. Overzichtelijker is het niet, ruimhartiger nauwelijks.
Nieuw: de opdrachtgeversverklaring
Vooraf duidelijkheid verstrekken over het al dan niet (fiscaal) zelfstandig werken krijgt komende maanden een nieuw hoofdstuk. Na de VAR en de DBA is het nu de beurt aan de OGV (opdrachtgeversverklaring), in hoofdlijnen al beschreven in het regeerakkoord van 2017. In de voortgangsbrief ‘Uitwerking maatregelen werken als zelfstandige’, de derde inmiddels, informeerde het kabinet net voor het zomerreces nog over de nadere uitwerking van de maatregelen rondom de OGV. Figuur 1 geeft de betekenis van deze drieletterige afkortingen.
De kern van de nieuwe maatregelen bestaat uit de opdrachtgeversverklaring zelf: door het beant-woorden van vragen in een webmodule krijgt een opdrachtgever een uitspraak of een (bepaald soort) zzp’er buiten dienstbetrekking werkt. In dat geval ontvangt de opdrachtgever een verklaring waaruit blijkt dat de zzp’er bij hem als zelfstandige werkt. De opdrachtgever moet de vragen uiteraard naar waarheid ingevuld hebben en partijen moeten daarnaast daadwerkelijk conform het ingevulde werken. Dit naar het oordeel van de belastinginspecteur, mocht die overgaan tot controle achteraf.
Minimumtarief voor zelfstandige
Naast de opdrachtgeversverklaring zijn er specifieke maatregelen voor de onderkant en voor de bovenkant van de arbeidsmarkt. Waar het regeerakkoord nog repte over een verplichte arbeidsovereenkomst ter bescherming van de onderkant van de arbeidsmarkt, bleek dat al snel Europeesrechtelijk te problematisch. Daarom draait Koolmees het in de genoemde voortgangsbrief om: hij gaat nu uit van een minimumuurtarief van €16,- voor zelfstandigen. Hiermee moeten bijvoorbeeld maaltijd- of postbezorgers alsnog de politiek verlangde bescherming krijgen.
Opt-out bij hogere tarieven
Voor een opdrachtgever en zzp’er ontstaat nog een nieuwe, bijzondere, mogelijkheid als er sprake is van een uurtarief boven de €75. Zij kunnen er dan zelf voor kiezen om buiten dienstbetrekking te werken. Partijen moeten dit samen expliciet schriftelijk vastleggen, dit heet een zelfstandigenverklaring. En zij moeten het ‘hoge’ tarief expliciet kunnen aantonen via vaste rekenregels. Dat is vooral van belang voor besteedde indirecte uren en bij een omzetgelateerde beloning. Ook in dit geval is de opdrachtgever gevrijwaard voor loonheffingen. Dit heet de opt-out. Deze is in duur beperkt tot een jaar.
Restrictie tot een jaar ter discussie
VvAA maakte zich eerder dit jaar hard voor een heroverweging van deze beperking in duur. Samen met beroepsorganisaties FMS, KNMT en LHV. Deze zomer nog stelden wij bij het ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid (SZW) dat de reden van de inzet van de zzp’er, bijvoorbeeld ziekte of snel gegroeide zorgvraag, leidend zou moeten zijn. En die laat zich niet altijd binnen de termijn van een jaar vangen.
Het komt de kwaliteit van en het vertrouwen in de gezondheidszorg niet ten goede, als een patiënt van de ene op de andere dag geconfronteerd wordt met een nieuwe dokter, tandarts of paramedicus. Met als reden dat van zijn aanvankelijke behandelaar ‘het jaar is verstreken’. Onlangs nog nam de Tweede Kamer een motie aan (Wiersma, Van Weyenberg, 4 september 2019) over de ongewenstheid van de restrictie tot een jaar. Minister Koolmees lijkt vooralsnog weinig te voelen voor oprekking van de jaargrens.
Opt-out nu toch ook voor zorgverleners
In het regeerakkoord kreeg de opt-out nog de voorwaarde mee dat die zzp’er niet in de ‘reguliere bedrijfsactiviteiten’ aan de slag ging. Zo kon bijvoorbeeld een tandarts in de praktijk van een collega geen gebruik maken van deze opt-out-mogelijkheid. Als zorgorganisaties uitten we ook hierop onze kritiek. Beargumenteerd, op wenselijkheid en praktische hanteerbaarheid. Goed nieuws: in zijn laatste voortgangsbrief blijkt dat minister Koolmees deze beperking nu loslaat.
Pensioen en arbeidsongeschiktheid
Koolmees maakt in diezelfde voortgangsbrief melding van een wettelijke verzekeringsplicht voor arbeidsongeschiktheid. Wellicht begrijpelijk voor de ‘onderkant’ van de arbeidsmarkt, maar in de eerstelijns gezondheidszorg verzekert men zich in de regel al goed. De verplichting om via een andere route (een deel van) hetzelfde risico te verzekeren, lijkt dan onnodig complex en weinig zinvol. Ook hiervoor vroegen wij aandacht bij SZW.
Overigens lijkt zo’n verzekeringsverplichting sowieso nog een hele kluif te worden. Gezien de ervaring met de eerdere publieke verzekeringsplicht voor zelfstandigen (WAZ), juridische obstakels en politieke gevoeligheid . Ook de pensioenopbouw van zzp’ers is onderwerp van discussie. Daarover ontstaan waarschijnlijk minder problemen. Deze gaat immers uit van vrijwillige aansluiting.
OGV gefaseerd operationeel
Het minimumtarief en de opt-out zijn niet eerder dan 1 januari 2021 wettelijk geregeld en ingevoerd. En de webmodule van de Opdrachtgeversverklaring naar verwachting ergens in de loop van volgend jaar. Voor dat laatste onderdeel is namelijk geen wetgeving nodig. Figuur 2 geeft inzicht in de tijdlijn van de voorgenomen invoering van de maatregelen.
Handhaving Belastingdienst opgevoerd
Verandert er voorlopig dan niks? Dat valt te bezien. Want de handhaving van de huidige regels is ook steeds onderdeel van politieke aandacht. In de tegelijk met de voortgangsrapportage ‘Werken als zelfstandige’ naar de Tweede Kamer gestuurde brief ‘Toezicht arbeidsrelaties’, laat Koolmees weten het handhavingsmoratorium af te bouwen. Ofwel: de teugels worden aangehaald.
In de DBA-praktijk kon de Belastingdienst weinig met de kwalificatie ‘kwaadwillenden’, de groep waarbij de dienst exclusief zou handhaven. Dat wordt per 1 januari 2020 anders. Niet alleen kwaadwillendheid, maar ook het niet of onvoldoende opvolgen van eerdere aanwijzingen van de Belastingdienst is nu het criterium. Een gewaarschuwd opdrachtgever telt derhalve voor twee!
Ook is er voorzien in een opvoering van de handhavingscapaciteit. Vanaf het vierde kwartaal van dit jaar zet de Belastingdienst namelijk in stappen tientallen extra medewerkers in, specifiek voor DBA-handhaving.
De Tweede Kamer nam daarnaast onlangs unaniem een motie aan (Palland, 4 september 2019) waarin zij het kabinet oproept maximaal te handhaven op gevallen van kwaadwillendheid.
Huidige modelovereenkomsten behouden waarde
De DBA zorgde in 2016 dat het gebruik maken van (en werken conform!) een door de Belastingdienst goedgekeurde zzp-modelovereenkomst het werken buiten dienstbetrekking betekende. Dus: geen inhouding en afdracht van loonheffingen door de opdrachtgever. VvAA verzorgde de afgelopen jaren de indiening en goedkeuring van 16 modelovereenkomsten voor diverse beroepsgroepen. Steeds in samenwerking met een of meer beroepsorganisaties.
De modelovereenkomsten behouden tot vijf jaren na goedkeuringsdatum van het betreffende model hun (fiscale) werking. Dus niet alleen vandaag de dag, maar óók op het moment dat het tijdperk van de opdrachtgeversverklaring intreedt. Bij het aflopen van de overeenkomsten gaan wij bovendien inzetten op verlenging van de modellen, omdat deze voor veel situaties passend zijn. Voor de genuanceerde beschrijving van de werkzaamheden in de overeenkomsten die destijds tot goedkeuring leidde, is geen ruimte binnen de nieuwe maatregelen. De webmodule kent immers geen branchespecifieke inrichting. Via deze route wordt het daarom lastig een opdrachtgeversverklaring (voor werken buiten dienstbetrekking) te krijgen, zo is de verwachting. Het belang van de modelovereenkomsten blijft daarmee ook vanuit fiscaal perspectief evident. Goed nieuws: inmiddels lijkt een verlenging van modelovereenkomsten door de Belastingdienst een bespreekbare optie.
Door drs. ing. Erik M. van Dam (sr. adviseur kennismanagement en zzp-specialist, werkzaam bij VvAA) erik.van.dam@vvaa.nl