Als gevolg van de decentralisatie in 2015 van overheidstaken, zijn de gemeenten sindsdien zelf verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die dit niet op eigen kracht kunnen. Het kan om hulp gaan bij het huishouden, begeleiding, dagbesteding of woonaanpassingen. Deze vorm van zorg is verankerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Jaarlijkse benchmark
Om inzicht te krijgen hoe effectief dit beleid is, voeren alle Nederlandse gemeenten een wettelijk onderzoek uit naar de ervaringen van de inwoners die hulp krijgen vanuit de Wmo, ook wel bekend als de cliëntervaringsonderzoeken. Onderzoeksbureau ZorgfocuZ, ontstaan als initiatief van de Vakgroep Sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), presenteert jaarlijks een benchmarkrapportage op basis van deze landelijke cliëntervaringsonderzoeken voor de Wmo. Dit gebeurt op basis van door VWS openbaar gemaakte data.
In de analyses worden resultaten over de periode 2016-2020 met elkaar vergeleken. Ook wordt er gekeken naar verschillen tussen gemeenten, zie de rapportage voor een overzicht. Alleen gemeenten die hun resultaten op tijd hebben aangeleverd bij VWS, zijn opgenomen in de studie.
Duidelijke trend zichtbaar
De benchmark levert een aantal interessante bevindingen op. Zo blijkt dat cliënten de afgelopen jaren steeds beter weten waar zij met hun hulpvraag moeten zijn, is de bekendheid over de beschikbaarheid van de onafhankelijke cliëntondersteuning toegenomen, zijn cliënten in steeds grotere mate tevreden over de ondersteuning die ze krijgen, en ervaren cliënten een steeds betere kwaliteit van leven door de hulp die zij vanuit de Wmo krijgen.
Over het algemeen blijkt dus dat de gemiddelde, algemene tevredenheid is toegenomen. In andere woorden: er is een trend zichtbaar, aldus Chiel Welstra, onderzoeker bij ZorgfocuZ. “In vergelijking met voorgaande jaren zien we een lichte groei op de ervaren kwaliteit van dienstverlening. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat gemeenten steeds langer verantwoordelijk zijn voor de Wmo. Aan het begin, net na de decentralisatie, was het best nog even zoeken voor zowel gemeenten als Wmo-gebruikers. Nu lopen deze processen wat soepeler.”
Rangschikking gemeenten
Gekeken naar verschillen tussen gemeenten onderling, blijkt dat de gemeente Bergeijk in 2020 gemiddeld het beste beoordeeld wordt door cliënten. Inwoners van Eindhoven zijn daarentegen het minst tevreden over hun gemeente. Verder valt op dat de gemeente Coevorden gemiddeld landelijk het hoogst scoort op twee thema’s en Eindhoven gemiddeld het laagst op twee thema’s.
De benchmark bevat slechts een rangschikking van de gemeenten, geen verklaring voor de scores, benadrukt Welstra. “Dat zou wel een interessante vervolgvraag zijn. Hoe kan het dat de ene gemeente beter scoort dan de andere? Wel bevestigt deze rangschikking het beeld dat we al hadden. Bijvoorbeeld dat gemeenten waarvan we wisten dat ze met lange wachttijden kampen, slechter worden beoordeeld op de vraag ‘ik ben snel geholpen’.”
Voor- en nadelen eigen vragenlijst
Tot slot blijkt uit de analyse dat gemeenten vanaf 2021 meer vrijheid bij de uitvoering van het cliëntervaringsonderzoek Wmo krijgen. Dit betekent dat zij vanaf dit jaar niet meer verplicht gebruik hoeven te maken van een gestandaardiseerde vragenlijst.
Deze vrijheid biedt volgens Welstra voor- en nadelen. “Gemeenten blijven wel verplicht om onderzoek te doen naar de Wmo, alleen mogen zij hiervoor een eigen vragenlijst ontwikkelen. Dit biedt als voordeel dat gemeenten meer vrijheid krijgen om hun onderzoek aan te passen naar de eigen informatiebehoefte. Aan de andere kant, wanneer gegevens niet meer centraal worden aangeleverd, zal het niet meer mogelijk zijn om de data met elkaar te vergelijken in de benchmark. En het is juist voor gemeenten zelf interessant om bepaalde zaken in perspectief te plaatsen: hoe scoren we nu vergeleken met anderen? Als onderzoeksbureau zullen we wel proberen om een centrale vergelijking te maken.”