Of de spoedzorg geconcentreerd moet worden of niet, daarover laat het Zorginstituut Nederland zich niet uit. Wel heeft het zorginstituut nu kwaliteitsindicatoren vastgesteld. Het instituut heeft hierbij voor het eerst gebruik gemaakt van zijn zogeheten doorzettingsmacht, omdat de veldpartijen er onderling niet uitkwamen.
Al jaren steggelen ziekenhuizen en de zorgverzekeraars over de organisatie van de spoedzorg. Zorgverzekeraars stelden in 2013 dat de kwaliteit van de spoedeisende hulp alleen verbeterd kon worden als die geconcentreerd zou worden op een beperkt aantal locaties. De ziekenhuizen, maar ook patiëntenverenigingen, wilden daar niets van weten en stelden dat concentratie juist de patiënt zou benadelen.
In 2014 besloot Zorginstituut Nederland de regie te nemen. De Adviescommisie Kwaliteit (ACK) van het zorginstituut stelde een groep van dertien medici samen. Die groep deskundigen is gekomen tot kwaliteitsindicatoren en volumenormen voor zes spoedindicaties, te weten aneurysma, acute hartinfarct, beroerte, heupfractuur, geboortezorg en multitrauma. De indicatoren zijn vorige week gepresenteerd in het rapport Spoed moet goed.
Concentratie
Het toepassen van de indicatoren en normen kán als gevolg hebben dat de zorg geconcentreerd wordt in een beperkt aantal ziekenhuizen, suggereert het Zorginstituut in het rapport. De ziekenhuizen hebben hierover echter ook al advies gevraagd aan de Autoriteit Consument en Markt. ACM stelde dat concentratie in veel gevallen ook gevolgen zou hebben voor de niet-spoedeisende zorg. De inperking van de keuzevrijheid zou alleen acceptabel zijn als hier een duidelijke kwaliteitswinst voor de patiënt tegenover staat. Daar moet ook in het veld draagvlak voor zijn, aldus de ACM.
Dat draagvlak is nog altijd ver te zoeken. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) ziet in het vaststellen van indicatoren geen reden voor concentratie. Volgens een woordvoerder zullen de ziekenhuizen met spoedafdelingen geen moeite hebben om aan de kwaliteitseisen te voldoen. Deze worden juist verwelkomd omdat ze door het veld, met medewerking van de NVZ tot stand zijn gekomen.
Fataal
“De indicatoren moeten in eerste plaats het belang van de patiënt dienen en dat doet concentratie nog altijd niet”, voegt de zegsman toe, wijzend op onder meer de verlenging van reistijd die bij spoedeisende gevallen fataal kan zijn.
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) noemt de nieuwe kwaliteitsindicatoren “een stap in de goede richting”, maar meent nog steeds dat concentratie noodzakelijk is. “Voordat de indicatoren overal zijn overgenomen is het 2017”, legt een woordvoerder uit. “Voordat er geëvalueerd en bijgestuurd is, leven we alweer in 2018 en voordat je echt over effecten kan spreken is het 2020. We moeten veel eerder stappen zetten om die kwaliteitsslag te maken.”
Nazorg
De indicatoren zijn geen doel op zich, waarschuwt Zorginstituut Nederland. “Het doel van dit rapport is primair om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de geleverde zorg in de acute fase voor de genoemde indicaties in het ziekenhuis. Echter, de geboden kwaliteit van zorg voor deze aandoeningen reikt verder dan alleen de acute fase. Inzicht is ook nodig in de kwaliteit van zorg in het gehele traject, dus vanaf de eerste symptomen tot en met de nazorg”, aldus het zorginstituut.