De publiekscampagne ‘Ik Zorg’ hoopt veel mensen te interesseren voor de vele zorgvacatures die er zijn. Hoe leiden we dit in goede banen?
Afgelopen weken is op deze plek meer dan eens geschreven over de tekorten aan personeel in zorg en welzijn. De aangedragen oplossingen variëren. Van het bevorderen van het leer- en ontwikkelklimaat voor zorgverleners door Ayla Kok van Freddify, het ontregelen van de zorg door Thomas Bakker van het Spaarne Gasthuis en een pleidooi voor de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt door Frank Bluiminck van VGN. Allemaal zinnige voorstellen, waar volgens mij niets op af te dingen valt. We moeten inderdaad anders naar de zorg gaan kijken. Daarbij is het niet óf het één óf het ander, maar een optelsom van diverse acties. Waarbij iedere keer pragmatisch bekeken zal moeten worden wat cliënten nodig hebben en waar medewerkers en cliënten gelukkig van worden.
Een gesloten deur helpt in ieder geval niet wanneer potentiele medewerkers een eerste stap richting de sector zetten. In de praktijk komt dit helaas toch regelmatig voor. Bijvoorbeeld wanneer geïnteresseerden graag aan de slag willen maar nog niet over de juiste opleiding of ervaring beschikken. De weerbarstige realiteit is dan dat zij dan niet aan het werk komen en voor de sector verloren gaan. Zonde, want ik ben ervan overtuigd dat wanneer het ons lukt om deze groep een kans te bieden en goed begeleiden we een bron van onbenut maatschappelijk arbeidskapitaal aanboren.
Publiekscampagne
Op 1 november is de ‘Ik zorg’ van start gegaan. Deze campagne richt zich op het wegnemen van (onbewuste) vooroordelen over werken in zorg en welzijn. Met deze insteek zet de campagne een realistisch beeld over het werk neer en verleidt mensen om een baan in deze richting te overwegen. Niet door als ministerie of als organisatie het evangelie te verkondigen, maar door echte zorgprofessionals aan het woord te laten.
Kernvraag is dan natuurlijk hoe we de hopelijk grote aantallen geïnteresseerden die zich melden in goede banen gaan leiden. Hoe gaan we om met potentiële zorgtoppers die nog niet over de juiste opleiding of ervaring beschikken? Hoe zorgen we ervoor dat mensen die graag in de sector willen werken en over het juiste zorghart beschikken, niet gedemotiveerd raken doordat ze keer op keer te horen krijgen dat ze niet passen in de vacature waar ze op solliciteren?
Persoonlijk contact
Juist om deze noot te kraken en te voorkomen dat mensen afhaken, hebben landelijke en regionale partijen de handen ineen geslagen. Door relevante netwerken te bundelen in een virtueel regionaal contactpunt ontstaat een daadkrachtig instrument. Elk contactpunt beschikt over een regionale coördinator die de regio op haar of zijn duimpje kent. Een spil in het netwerk die weet waar vacatures en opleidingsplekken te vinden zijn. Maar ook welke beschikbare tools er zijn om mensen zelf te laten ontdekken of de zorg iets voor ze is en zo ja, wat dan bij hen zou passen. Zie het contactpunt als paskamer waar deelnemers een jas kunnen passen. Waar nodig helpt de coördinator met het kiezen van de juiste maat of het op maat maken van die jas. Of door aan te geven dat de door de deelnemer gekozen jas misschien toch niet helemaal past, met bijpassend advies over een alternatief. Want mocht een geïnteresseerde niet passen bij die ene VVT-organisatie, betekent dat niet per definitie dat die ook niet bij een andere organisatie. En misschien is de VVT niets, maar is deze persoon uitermate geschikt voor de gehandicaptenzorg.
Kortom, het contactpunt is erop gericht te voorkomen dat potentiële medewerkers het gevoel krijgen dat niet ze past. En dat ze daarom afhaken en verloren gaan voor zorg en welzijn. Een risico dat we volgens mij op dit moment niet mogen nemen.
Directeur RegioPlus