Der Hausarzt 14/12 (Politik) Zwei Holzfiguren mit Lupe und 50-Eurocent-Münze Publikationsname / Publikationsnummer / E-Tag TT.MM.JJJJ (optional)
Dbc’s en daarmee ook de DSM-5 moeten niet meer leidend zijn in afspraken tussen zorgverzekeraar en ggz-aanbieder. Dat hebben Joep de Groot, bestuursvoorzitter CZ, en Ab Klink, bestuurder van VGZ, gezegd tijdens een debat op het Samen Sterker Kennisfestival op 14 mei.
De Groot en Klink spraken over een andere manier van bekostiging in de ggz. Hierover kwam ook Floortje Scheepers, hoogleraar innovatie in de ggz aan UMC Utrecht, aan het woord. Als het aan haar ligt, neemt de ggz afstand van de DSM. “We moeten transformeren in de psychiatrie naar lerende datagedreven organisaties.” Er moet meer gebruik gemaakt worden van praktijkdata om inzichten te genereren. In gesprek met patiënten, familieleden en professionals kan vervolgens betekenis worden gegeven aan die inzichten. Dit vraagt ook om een andere invulling van bekostiging en een nieuwe manier van samenwerken met zorgverzekeraars.
“Protocollen en richtlijnen zijn gebaseerd op een gestolde wetenschappelijke werkelijkheid”, stelt Scheepers. “Wetenschappers hebben een bepaalde kijk op de werkelijkheid, die niet helemaal overeen komt met die werkelijkheid. Ze meten en trekken dan conclusies uit gestolde metingen. Hiermee gaan wetenschappelijk vastgelegde gegevens te vaak voorbij aan de dynamiek en de complexiteit van het echte leven”. Scheepers pleit daarmee voor wat zij noemt ‘blended psychiatrie’, waarin patiëntervaringen, kennis van de zorgprofessional en kennis uit harde data worden gecombineerd. Dit gaat niet samen met een bekostigingsmodel dat gebaseerd is op dbc’s.
Vertrouwen
Zorgverzekeraars kopen in op basis van protocollen en richtlijnen. Ook deze zijn gebaseerd op die gestolde werkelijkheid, zoals Scheepers die omschrijft. Joep de Groot, sinds kort bestuursvoorzitter van CZ, bevestigt dat tijdens het debat in Venray. “Veel van wat we hebben gedaan is ‘gestold’. De DSM en dbc’s zijn makkelijk controleerbaar. Echter lijkt de controleerbaarheid daarmee belangrijker te worden, dan waarvoor we hier allemaal zijn. Wij faciliteren zorgprofessionals, zodat zij hun werk goed kunnen doen voor de patiënt. En die draai moeten we weer gaan maken. Het gaat niet ultiem om controle, maar om de patiënt.”
De Groot pleit voor meer vertrouwen tussen verzekeraar en ggz-aanbieder. “Als we het vertrouwen kunnen hebben in elkaar, dat we het goede werk voor de patiënt doen, op een doelmatige manier, dan moet de verzekeraar ook een stapje terug durven zetten.” Dat betekent volgens de Groot dat er een ander gesprek gevoerd moet worden. “Deze gaan niet meer over jaar na jaar, maar hoe je dit doet voor regio’s, voor populaties en voor de patiënt”.
Praktijken centraal stellen
VGZ-bestuurder Ab Klink stelt dat professionals in de ggz vaker kritische kanttekeningen mogen zetten bij de dbc-structuur. Hij heeft daarbij de stellige overtuiging dat er meer geleerd mag worden van de praktijk, in plaats van te focussen op wetenschappelijk vastgestelde indicatoren en richtlijnen. Zolang er in de praktijk een goede variatie van zorg beschikbaar blijft, komen daar volgens Klink vanzelf de goede voorbeelden in boven drijven. “Een van die praktijken die zich nu snel aan het ontwikkelen is, is het digitaal al dan niet blended mensen ondersteunen, die kampen met mentale klachten. Laten we ook met digitaliseren leren van hoe het in de praktijk werkt”. Klink pleit er dan ook voor om praktijken centraal te stellen in plaats van indicatoren en richtlijnen.
Dbc-systematiek
De gespecialiseerde ggz en de forensische zorg werken inmiddels zo’n tien jaar met dbc’s. Individuele casuïstiek in de ggz blijkt echter lastig te vertalen in declarabele zorgproducten. Theorie en praktijk hebben hierin volgens ggz-aanbieders nooit goed op elkaar aangesloten. De voorspellende waarde is gering, omdat zij er onvoldoende in slagen om specifieke patiëntkenmerken te verbinden met een van te voren gespecificeerde dbc. De DSM-5, waarop de dbc’s weer worden gebaseerd, zou een verkapte betaaltitel zijn geworden. Dit omdat vergoeding alleen mogelijk is met een passende diagnose. Daardoor worden diagnostische richtlijnen volgens veel behandelaars te snel oneigenlijk gebruikt.
Afgelopen november maakte de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bekend dat nieuwe regelgeving voor de bekostiging van de acute ggz wordt uitgesteld. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders bereikten geen overeenstemming over de bekostiging, waardoor de NZa deze niet kon invoeren. Het nieuwe bekostigingsmodel regelt dat ggz-aanbieders en verzekeraars per regio afspraken kunnen maken. Vooralsnog blijven de huidige regels voor de crisis-dbc’s van kracht.
Proef met ‘Engels’ model
In 2017 leek start gemaakt met het afstappen van dbc’s. Toen heeft de NZa een aantal zorginstellingen verplicht om proef te draaien met een nieuw systeem dat knelpunten van de dbc-systematiek weg zou nemen en beter aan zou sluiten op de praktijk. Leidraad hiervoor was het zogeheten zorgclustermodel, zoals dat in de Engelse ggz gebruikt wordt. Binnen dit model worden zorgvragers gegroepeerd op basis van een naar aard en ernst van de aandoening vergelijkbare zorgvraag. Daarmee is niet de klinische diagnose, maar de zorgvraag leidend.
Als het aan de NZa ligt, wordt dit nieuwe model vanaf 2020 sectorbreed gebruikt. Binnenkort volgt een update over de stand van zaken, aldus de NZa.