Minister Hugo de Jonge (VWS) heeft besloten om huisartsen-, paramedische en tandheelkundige zorg voor cliënten in de intramurale zorg voorlopig niet te gaan bekostigen vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz). De Jonge vreest dat één en ander uiteindelijk zal leiden tot slechtere toegankelijkheid van de artsenfunctie in de Wlz. Hij wil dat dit nader wordt onderzocht voordat hij een definitief besluit neemt.
De Jonge maakt zijn besluit kenbaar in een onlangs verschenen brief aan de Tweede Kamer.
Hiermee volgt de bewindsman het advies van het Zorginstituut niet om alle instellingszorg te bekostigen vanuit de Wlz. Het orgaan stelde dit advies over integrale zorg op in 2017. Door zorg en behandeling aan te bieden als integraal pakket vanuit de Wlz, zou de overheid een eind maken aan het onderscheid tussen verblijf met behandeling en verblijf zonder behandeling. Volgens het Zorginstituut horen huisartsenzorg, alle paramedische zorg, farmaceutische zorg, hulpmiddelen en tandheelkundige zorg in instellingen onderdeel te zijn van de verzekerde Wlz-zorg. Positionering en vergoeding vanuit één wet biedt volgens het Zorginstituut de beste mogelijkheden om één zorgaanbieder verantwoordelijk te maken voor het integrale pakket aan zorg en daarmee de kwaliteit van zorg te verbeteren.
Verdeelde reacties
De Jonge ziet bekostiging van de zorg voor mensen die in een instelling voor gehandicaptenzorg, ouderenzorg of de ggz verblijven, echter niet zitten. Sinds de publicatie van het pakketadvies van het Zorginstituut heeft hij naar eigen zeggen verdeelde reacties ontvangen op het advies, onder andere uit het veld en de Tweede Kamer. Al deze reacties in afweging nemend heeft de bewindsman in overleg met zijn VWS-collega’s Bruins en Blokhuis besloten om het advies van het Zorginstituut niet op te volgen.
De Jonge noemt meerdere redenen voor zijn besluit. De eerste en zwaarst wegende is het risico op verslechtering van toegankelijkheid van de artsenfunctie in de Wlz. Met de artsenfunctie doelt hij op het samenspel tussen specialisten ouderengeneeskunde, artsen verstandelijk gehandicapten en huisartsen bij het invullen van de beschikbaarheid van medische zorg. Behandeling onderbrengen in een integraal pakket in de Wlz, met financiering via integrale dagtarieven, leidt volgens betrokken partijen tot een risico dat de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de artsenfunctie te eenzijdig bij zorgaanbieders komt te liggen.
Inperking keuzevrijheid
Verder is de minister beducht voor een mogelijke inperking van de keuzevrijheid voor cliënten, die zeer wel mogelijk is als een zorginstelling verantwoordelijk wordt voor de integrale Wlz-zorg. De zorgaanbieder zal dan namelijk afspraken maken met behandelaren die nodig zijn bij de zorg voor cliënten. Ook vreest de minister dat integrale Wlz-zorg zal leiden tot onduidelijkheid over de doelmatigheid van de behandelfunctie binnen de Wlz. Ook is er onduidelijkheid over de meerkosten van 420 miljoen euro die integrale Wlz-zorg met zich meebrengt. Dit rechtvaardigt voor De Jonge ‘nu zeker geen inzet van extra middelen voor aanvullende investeringen in de langdurige zorg’.
De Jonge is in overleg met de NZa over de vormgeving van vervolgonderzoek. Hij wil daarbij in het bijzonder kijken naar de algemeen medische zorg voor Wlz-cliënten: ‘Ik wil de dialoog over positionering van behandeling voor Wlz-cliënten beter hanteerbaar maken door de artsenfunctie, paramedische zorg, farmaceutische zorg, hulpmiddelen en tandheelkundige zorg aan Wlz-cliënten elk apart te bekijken. Mijn inzet bij de uitwerking van het vervolgtraject is de zorg overzichtelijker te maken voor cliënten, zorgaanbieders en Zvw-behandelaars en pakketverschillen weg te nemen.’
Teleurstelling
De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) uit in een reactie haar teleurstelling over het feit dat de minister de jarenlange verschillen tussen cliënten niet opheft ‘en daarmee de huidige onduidelijkheid en ongelijkheid laat voortduren’. ‘Wij zijn van mening dat voor de meest kwetsbare cliënten met een beperking een integraal pakket aan zorg en behandeling beschikbaar moet zijn in de Wlz.’ De VGN heeft samen met Ieder(in), netwerk voor mensen met een beperking of chronische ziekte, bij de minister gepleit ‘om desnoods alleen voor de gehandicaptenzorg over te gaan tot een integraal pakket, met randvoorwaarden voor de borging van keuzemogelijkheden voor cliënten’.
Ook Ieder(in) is niet blij met het besluit van De Jonge, laat woordvoerder Renée Tuijnman weten. Het behoud van onderscheid tussen behandeling binnen de Wlz of behandeling vanuit de Zorgverzekeringswet, leidt voor mensen met een beperking in een instelling tot onduidelijkheid en extra kosten. “Mensen verzekeren zich bijvoorbeeld ten onrechte voor zorg die binnen de Wlz blijkt te vallen. Zolang maatwerk en keuzevrijheid gewaarborgd zijn, komt het integraal opnemen van behandeling in de Wlz mensen die aangewezen zijn op langdurige zorg ten goede.”
——–
Lees hier een rapport over de verwachte consequenties van verruiming van de Wlz.