Eind jaren zestig liep ik een extra stage bij een huisarts in het kader van mijn coschap interne geneeskunde. De huisarts had een praktijk in de toen beruchte Schilderswijk van Den Haag. Ik ging mee naar het reguliere overleg met de wijkverpleegkundige. Het overleg vond plaats in een door de wijkorganisatie gehuurde kamer in een pand in de van Boekhorsttraat, hartje Schilderswijk. In de kamer stonden twee formica tafeltjes. De ene met een waterkoker en wat kopjes, om de andere stonden enkele stoelen.
Samen met de wijkverpleegkundige gingen wij zitten voor het overleg. De huisarts had een mapje met gegevens van patiënten waarover overleg noodzakelijk was. Er werd van alles besproken: consequenties van een plaatsgevonden behandeling in een ziekenhuis, huiselijk geweld, invaliditeit na ziekte, enzovoort. Zo ook de te nemen stappen. Ik begrijp best dat dit beeld in het licht van de huidige communicatie bijna een karikatuur is. Het beeld doet echter niets af aan de eenvoud van de situatie.
Scala aan mogelijkheden
In ieder ziekenhuis zijn transfer-/transitieverpleegkundigen die ongeveer hetzelfde werk doen. De behandelend arts schakelt deze deskundigheid in als in het gesprek met de patiënt blijkt dat extra zorg buiten het ziekenhuis noodzakelijk is. Deze gespecialiseerde verpleegkundige bekijkt wat nodig is en organiseert deze zorg. Het betreft dan een scala aan (wettelijke) mogelijkheden van bijvoorbeeld thuiszorg, het aanvragen van hulpmiddelen en de (tijdelijke) plaatsing in een zorginstelling voor nazorg.
Op deze manier zijn hele netwerken ontstaan. In de jacht op de IZA-gelden blijkt dat er nu “nieuwe regionale netwerken worden opgezet, met als gevolg dat de regionale netwerken die al bestonden aan het wankelen worden gebracht en het vertrouwen tussen partijen die al samenwerkten, ondermijnd wordt”. Hierdoor wordt een brei aan netwerken van netwerken gecreëerd met een toename aan kosten en bureaucratie.
Het Ravijnjaar
Ondertussen nadert het ‘ravijnjaar 2026’ voor het IZA snel. In 2026 stoppen de extra financiële middelen voor gemeenten ten behoeve van IZA-projecten. Tevens blijkt dat tot nu toe nog geen enkel transformatieplan – waar gemeenten bij betrokken zijn – is goedgekeurd. Ongetwijfeld zal dat incidenteel nog wel lukken, maar een overkoepelende kosten-batenanalyse van het hele IZA-traject is nergens te vinden. Of zoals van der Ede het verwoordt: In het IZA zag ik wel een terloopse opmerking over kosten versus baten, maar daar blijft het dan bij. Niets over hoe je zo’n afweging zou moeten maken, welke keuzes er worden gemaakt en over de pijnlijke gevolgen die deze ongetwijfeld hebben en hoe je daar dan mee om wilt gaan. En vervolgens: Het IZA is ook een politiek compromis. Als er échte keuzes waren gemaakt, dan had niemand een handtekening gezet. Het gevolg is echter dat er vermoedelijk weinig zal veranderen, dat de mooi getabelleerde budgetten straks worden overschreden en dat er dan een herhaling van zetten volgt: nadenken over een nieuw akkoord.
Langzamerhand is dit patroon tekenend voor hoe onze overheid problemen aanpakt: Geconstateerde problemen worden opgelost met systemen die nog complexer zijn dan het oorspronkelijke probleem ooit is geweest. En de individuele zorgverlener? Die werkt hoofdschuddend rustig door.