Foto: marchmeena29 / Getty Images / iStock
De oprichting van het instituut Nationaal Rapporteur Verslavingen (NRV) stond in het coalitieakkoord van het inmiddels demissionaire kabinet Rutte IV. De NRV is in december 2022 van start gegaan en heeft vier taken: het signaleren en duiden van trends en ontwikkelingen op het gebied van verslavingen, het adviseren over verslavingspreventie, het adviseren over verslavingszorg en het adresseren van kennislacunes. Professor Schellekens levert nu zijn eerste jaarverslag af.
Misverstanden
Schellekens signaleert dat er veel misverstanden bestaan over de verslavingszorg. “De verslavingszorg is gebaat bij een realistischer beeld van wat verslaving is en wat met de zorg kan worden bereikt”, schrijft hij. “Het idee dat de behandeling in de verslavingszorg bijvoorbeeld minder effectief is dan bijvoorbeeld in de somatische zorg, is niet juist. Die effectiviteit in beide sectoren is vergelijkbaar. Maar we moeten ons ook realiseren dat verslaving niet altijd een eenvoudig te behandelen aandoening is. Terugvalpercentages lopen op tot circa 50 procent binnen een jaar. Het herstel is vaak een langdurig proces.”
De NRV stelt dat er grote verschillen zijn binnen de Nederlandse verslavingszorg. “Een voorbeeld daarvan is dat door sommige instellingen zwaardere patiënten geëxcludeerd worden (cherry picking) en/of dat er te weinig aandacht besteed wordt aan nazorg. Dit is een vorm van ongepaste en onwenselijke praktijkvariatie”, stelt Schellekens. Hij wil dat er meer inzicht komt in deze ongewenste verschillen. Zorgverzekeraars en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd moeten hier beter naar kijken.
Zorgkloof
Er zit ook een gapend gat tussen het aantal mensen dat verslaafd is en het aantal mensen dat zorg krijgt. “De grootste groep mensen met een verslaving, is niet bekend bij de verslavingszorg”, schrijft Schellekens. “Het gevolg daarvan is dat veel mensen met verslavingsproblemen pas (te) laat met de zorg in aanraking komen. Eerder contact met de verslavingszorg kan erger voorkomen, de duur van de behandeling verkorten en de kans op herstel vergroten. Overigens komt, zoals reeds aangegeven, natuurlijk herstel ook voor. Er is geen panacee voorhanden om de zorgkloof eenvoudig te dichten. Meer (politieke) aandacht voor de toegankelijkheid en kwaliteit van de verslavingszorg zou een eerste, goede stap zijn.”
E-health
Vroegsignalering en vroeg interventie zijn belangrijke instrumenten om de zorgkloof te verkleinen, stelt de NRV. Een andere belangrijke factor die bijdraagt aan de zorgkloof is de stigmatisering rond verslaving. “Het gaat hier zowel om zelfstigma, publiek stigma, structureel stigma, als stigma dat naasten van verslaafden ervaren. Patiënten die kampen met verslavingsproblematiek ervaren vaak gevoelens van schuld en schaamte. Het is belangrijk de drempel om hulp te vragen te verlagen en bij het vermoeden van verslavingsproblemen dit op niet-veroordelende wijze bespreekbaar te maken en actief hulp aan te bieden. Tenslotte wil ik wijzen op het belang van de inzet van zelfhulp om de zorgkloof te verkleinen. Er is de afgelopen jaren toenemend bewijs voor de effectiviteit van zelfhulp bij verslaving voor een deel van de patiënten. Laagdrempelige zelfhulp, in de vorm van zelfhulpgroepen of bijvoorbeeld e-health interventies, kan daarbij voorkomen dat mensen (te) laat in zorg komen en herstel bevorderen.”
IZA
Eén van de meest hardnekkige problemen in de ggz en de verslavingszorg is volgens de NRV comorbiditeit. “Meer dan de helft van de patiënten in de ggz en de verslavingszorg heeft naast een verslaving ook één of meer andere psychische aandoeningen. In de afgelopen decennia is enige vooruitgang geboekt met het integraal behandelen van deze problemen, maar er is nog veel ruimte voor verbetering. In het Integraal Zorgakkoord (IZA) wordt de verslavingszorg niet expliciet genoemd en is verslavingszorg aan veel regiotafels onvoldoende in beeld. Ik ben van mening dat de activiteiten onder het IZA bij uitstek geschikt zijn om het probleem van comorbiditeit in de keten te adresseren. Hiervoor is het noodzakelijk dat de verslavingszorg beter aangehaakt wordt bij het IZA.”
Preventie
Tot slot hamert Schellekens op het belang van preventie in de verslavingszorg. “Preventie kan echter maar tot beperkte hoogte verslaving voorkómen. Daarom is een goede toegankelijkheid tot en kwaliteit van verslavingszorg de tweede prioriteit. Echter, volledige abstinentie en duurzaam herstel is niet voor alle patiënten die kampen met verslaving haalbaar. Voor diegenen bij wie verslaving zich heeft ontwikkeld tot een chronische aandoening zijn schadebeperkende interventies (harm reduction) aangewezen om de ziekte- en sterftelast te minimaliseren. In Nederland hebben we daar met bijvoorbeeld de methadononderhoudsbehandeling en de medische heroïneverstrekking veel succes mee gehad, zoals blijkt uit de in vergelijking met andere landen lage opioïde-gerelateerde sterfte. Ook is het gebruik van heroïne afgenomen. Hierdoor staat de continuïteit van deze voorzieningen echter onder druk. Ik pleit voor blijvende aandacht voor schadebeperking; niet alleen bij opiaatgebruik, maar ook bij het gebruik van andere middelen, zoals alcohol, amfetaminen, GHB en cocaïne.”