Journal Inside 11298_012_004 (2015) Publikationsname / Publikationsnummer / E-Tag TT.MM.JJJJ (optional)
De opbouw van ambulante geestelijke gezondheidszorg (ggz) blijft achter bij de behoefte als gevolg van een samenspel van oorzaken. Zo is er een toename van het aantal zorgvragen, die bovendien steeds complexer zijn, er is gebrek aan continuïteit en onvoldoende afstemming binnen het zorgnetwerk en informatie over capaciteit en wachttijden van ggz-aanbieders ontbreekt geregeld. Omdat de problemen vaak met elkaar samenhangen, moeten betrokken partijen meer met elkaar samenwerken om oplossingen te vinden.
Dit constateert de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in haar rapport ‘Toezicht op de ambulante ggz’.
De bevindingen baseert de inspectie op een verkenning bij een aantal regio’s in 2016 en 2017. Op deze manier heeft zij een beeld gekregen van de ontwikkeling binnen de ambulante ggz én kon de IGJ een nieuwe toetsingsmethodiek testen in de praktijk. In dit toetsingskader richt de IGJ zich op twee thema’s: ‘de cliënt centraal’ en ‘integrale zorg’.
Oftewel: ervaringen van cliënten zijn een belangrijk uitgangspunt voor het toezicht en goede samenwerking en afstemming tussen de betrokkenen is een voorwaarde voor goede zorg aan en ondersteuning van cliënten.
De inspectie kondigt aan het toetsingskader te gebruiken om de verschillende zorgnetwerken de komende jaren regelmatig te toetsen. Hiermee kan zij de voortgang in de samenwerking over langere tijd beoordelen. De inspectie wil vooral agenderen en stimuleren, maar “als duidelijk is dat zorgverleners binnen hun invloedssfeer meer kunnen doen, zal het toezicht scherper zijn”.
Grote zorgen
In navolging van onder andere het Trimbos-instituut (in 2015) constateert de inspectie dat het nog steeds niet opschiet met de ambulantisering. De toezichthouder stelt uit te gaan van de goede wil van zorgaanbieders, maar helaas ook te zien waar het mis gaat in de zorg. “Met alle verdrietige gevolgen voor cliënten en hun naasten van dien. De inspectie maakt zich daarom grote zorgen over de risico’s voor de kwetsbare mensen die deze zorg nodig hebben.”
Zo is er het risico dat de zorg voor mensen met chronische psychische problemen te laat komt, niet op tijd opgeschaald kan worden of van mindere kwaliteit is. Preventieve activiteiten, zoals het bieden van consultatie of een respijtbed zijn onder financiële druk afgebouwd. De uitstroom van cliënten uit de ggz-instellingen naar de thuissituatie stagneert, volgens de inspectie door onvoldoende samenwerking tussen ggz-instellingen en gemeenten. “Hierdoor blijven cliënten soms onnodig opgenomen in ggz-instellingen.”
Onvoldoende uitstroom
Door gebrek aan sociale voorzieningen in gemeenten is onvoldoende uitstroom mogelijk van de ggz naar de wijk. Sommige cliënten op de verblijfsafdeling kunnen wel met ontslag, omdat ze in principe uitbehandeld zijn, maar hebben geen huisvesting of werk. Ontslag uit de instelling zou tot een dakloos bestaan leiden. Door het gebrek aan uitstroommogelijkheden ontstaat ‘verstopping’ binnen de ggz-instelling, met stuwend effect op de wachtlijsten als gevolg.
Een aantal ggz-instellingen geeft aan dat gemeenten de kwetsbare doelgroep nog onvoldoende kennen en/of zich onvoldoende verantwoordelijk voelen. Bij een aantal gemeenten ontbreekt de stimulans om samen te werken met de ggz. Gemeenten lijken geen negatieve prikkel te ondervinden als ze weinig initiatieven nemen in dit kader.
Tekort aan arbeidskrachten
Ggz-instellingen lopen bovendien tegen landelijke ontwikkelingen aan die de ambulantisering belemmeren. Zo zijn er door een tekort aan arbeidskrachten te weinig professionals beschikbaar. Hierdoor ervaren cliënten langere wachttijden en veel wisselingen in de groep hulpverleners waar ze mee te maken krijgen.
Een ander obstakel is dat in het huidige financieringsstelsel ggz-instellingen direct bij aanmelding een diagnose stellen moeten, waardoor ze nauwelijks meer preventieve zorg kunnen aanbieden (zonder diagnostiek te hoeven plegen). Als gevolg hiervan kunnen potentiële cliënten niet altijd op tijd geholpen worden, met het risico dat er crises ontstaan.
“Verder knellen de effecten van de gereguleerde marktwerking bij de behoefte aan samenwerking rondom deze kwetsbare doelgroep”, volgens de IGJ. Ggz-aanbieders vinden het moeilijk om samenwerkingsafspraken over kwaliteit van zorg te maken met hun concurrenten. Hoewel zij de waarde van samenwerking wel inzien, missen de aanbieders een gemeenschappelijk (financieel) belang.
Financieringsschotten
Volgens de inspectie vormen de financieringsschotten tussen de ggz en de gemeente ook een risico in de toegankelijkheid van de zorg. Zorgverzekeraars en gemeenten hebben er belang bij dat de ander de bekostiging van de zorg op zich neemt. Om die reden bestaan er nauwelijks gemeenschappelijke plannen binnen een werkgebied waarbij uitgegaan wordt van de behoeften van deze doelgroep en meerdere partijen de kosten gemeenschappelijk dragen.
Ggz-instellingen hebben wisselende ervaringen met zorgverzekeraars; een aantal aanbieders werkt goed samen met de zorgverzekeraars, terwijl andere ggz-organisaties vinden dat zorgverzekeraars het budget dat is vrijgekomen bij de afbouw van bedden niet besteed aan de opbouw van ambulante zorg. Overigens signaleren ggz-instellingen dat zowel gemeenten als zorgverzekeraars proberen de zogeheten schadelast zo laag mogelijk te houden.
Tijd en geld zijn volgens de IGJ belangrijke randvoorwaarden voor de opbouw van zorgnetwerken, maar “op dit moment werken zorgaanbieders veelal overwegend vanuit een eigen perspectief en bedrijfsbelang”. Het werken vanuit netwerken zal financieel duurzaam en haalbaar moeten worden.
Samen naar oplossingen zoeken
De inspectie heeft het beeld dat de risico’s voor mensen met chronisch psychische problemen vaak met elkaar samenhangen. De toezichthouder vindt het dan ook noodzakelijk dat alle partijen samen naar oplossingen zoeken. Zij moeten met elkaar afspraken maken, zowel op het niveau van individuele zorgverleners, maar ook op regionaal en landelijk niveau. Tevens is het van belang dat partijen leren van elkaars ervaringen.
De inspectie beveelt ggz-instellingen aan om, in overleg met hun zorgverzekeraars, voldoende flexibiliteit in te bouwen om op- en afschaling tussen specialistische ggz, basis-ggz en huisartsenzorg te faciliteren. Ook zouden aanbieders voldoende Intensive Home Treatment of respijtzorg moeten inzetten om te voorkomen dat thuiswonende cliënten opgenomen moeten worden.
Uitstroom vanuit de ggz naar de eerste lijn
Ggz-instellingen en huisartsen adviseert de IGJ om regionaal overleg te initiëren over de problematiek van thuiswonende mensen met chronische psychische aandoeningen. “Verkrijg inzicht in de situatie van de doelgroep in een gezamenlijk vast te stellen gebied. Ontwikkel vervolgens een gezamenlijke visie op de doelgroep. Formuleer doelstellingen over onder andere de benodigde capaciteit van zorg.” Ggz-aanbieders en huisartsen moeten nagaan wat concreet nodig is om de uitstroom vanuit de ggz naar de eerste lijn verder mogelijk te maken.
Landelijke partijen moeten verder ingaan op de oorzaken van de moeizame opbouw van de ambulante ggz, en daarbij vooral letten op de organisatorische en financiële knelpunten. Volgens de inspectie is bij alle bestuurlijke partijen, waaronder de zorgverzekeraars, aandacht nodig voor de randvoorwaarden om de ambulante zorg te versterken. Daarbij gaat het onder andere om de extra tijd en inzet van zorgverleners om netwerken tot stand te brengen.