Leden van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) beoordelen de contractering binnen de Jeugdwet en de Wmo als ondermaats. Het gebrek aan uniformering binnen het administratieve proces in het sociaal domein ervaren zij als grootste pijnpunt.
Dit blijkt uit het jaarlijkse rapport van de VGN over contractering onder 70 organisaties die gehandicaptenzorg aanbieden, uitgevoerd door onderzoeksbureau Annalise.
Gehandicaptenorganisaties zijn op hoofdlijnen positief over de wijze waarop de contractering voor de Wlz in het afgelopen jaar heeft plaatsgevonden. De contractering voor 2018 kostte de aanbieders minder tijd en middelen in vergelijking tot vorig jaar. Ook zijn aanbieders over het algemeen tevreden over de gemaakte productieafspraken met zorgkantoren. Bovendien is er binnen de Wlz voldoende ruimte voor persoonsvolgendheid.
Over de contractering en processen binnen de Jeugdwet en de Wmo zijn gehandicaptenorganisaties een stuk minder tevreden. Deze onderdelen kregen een score van 4,6 respectievelijk 4,8 op een schaal van 10. Het arbeidsinstensieve proces van contractering en de grote verschillen in processen en procedures voor inkoop van gemeenten zien zij als grootste knelpunten. Aanbieders geven aan een ‘enorme worsteling’ te ondervinden van de pluriformiteit van werkwijzen in het sociaal domein waar het gaat om de aanbesteding, contractering, rapportage en verantwoording, en het gebruik van het berichtenverkeer. Hoewel een directe vergelijking tussen deze twee verschillende stelsels niet op gaat, is het volgens VGN opvallend te zien hoezeer de Wlz en het sociaal domein in de ledenraadpleging verschillen op punt van de ervaren administratieve druk.
Kostendekkend
Ook gaf ruim een derde (37 procent) van de zorgaanbieders aan dat zowel de Wmo- als de Jeugdwettarieven die de gemeenten bieden niet kostendekkend zijn. In gemeenten waar bepaalde hulp en ondersteuning niet kostendekkend geleverd kan worden en waar sprake is van hoge administratieve druk, geven aanbieders aan dat zij zich in toenemende mate terugtrekken. Zorg aan bestaande cliënten moet dan elders worden ondergebracht.
Het onderzoeksbureau doet verschillende aanbevelingen om de administratieve lasten te verminderen. Zo is uniformering in de administratieve processen nodig, met name gericht op het op één lijn brengen van definities, productcodes, en formulering van richtlijnen voor een minimum bedrag of tarief. Verder zouden gemeenten vaker meerjarenafspraken met aanbieders kunnen aangaan, in plaats van elk jaar opnieuw een aanbesteding uit te schrijven. Bovendien wordt aanbevolen om in te zetten op een beperking van het aantal af te geven accountantsverklaringen.
Standaardisatie
De bevindingen van VGN wat betreft de eenduidigheid van administratieve processen in het sociaal domein staan haaks op de uitkomsten van een inventarisatie van i-Sociaal Domein, het programma dat gemeenten en zorgaanbieders helpt met de administratie. Daaruit blijkt dat gemeenten juist in toenemende mate consequent gebruik maken van de standaarden voor inkoop en administratie die zijn afgesproken om de administratieve lasten terug te brengen. Het effect hiervan is echter niet altijd direct merkbaar, aldus de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), omdat de gehele administratieve cyclus van inkoop, contractering, en verantwoording een periode van meerdere jaren kan overspannen.
VVD-Tweede Kamerlid Sophie Hermans pleit in haar blog op Skipr ook voor vereenvoudiging van administratieve processen in de gehandicaptenzorg. Als voorbeeld noemt zij het proces van indiceren in de zorg voor kinderen met een beperking. Een Jeugdwet-indicatie geldt in de meeste gevallen voor een jaar, schrijft Hermans. “Ouders zijn dan jaar op jaar genoodzaakt opnieuw aan te tonen dat hun zoon of dochter echt intensieve zorg nodig heeft. Dat moet toch eenvoudiger kunnen? Ik heb daarom de minister vorige week in het debat gevraagd of hij met gemeenten en het CIZ in gesprek wil gaan om te bezien hoe het eenvoudiger kan.”