De winst van zorgaanbieders in Nederland steeg in 2017 van 1,0 procent naar 1,8 procent. Werknemers aantrekken en behouden gaat de zorgsector minder goed af: het personeelsverloop (13,3 procent) en verzuim (5,7 procent) stijgen naar alarmerende hoogte. Dit blijkt uit de EY Barometer Nederlandse gezondheidszorg 2018, die gebaseerd is op alle jaarrekeningen van zorginstellingen met een omzet van meer 5 miljoen euro die tot en met juli 2018 zijn gedeponeerd.
Hoewel de terugval van het rendement naar 1 procent in 2016 een duidelijke aanwijsbare oorzaak had, namelijk nabetaling van de onregelmatigheidstoeslag, is volgens EY de herstelbeweging in 2017 groter dan het drukkende effect van die nabetaling. Dat de winst na jaren van daling weer een stijgende lijn vertoont, heeft meerdere redenen. Ten eerste stelde het kabinet in 2017 eenmalig extra middelen beschikbaar voor de ouderenzorg en de jeugdzorg.
De tweede reden voor de winstgroei is dat afboekingen op het vastgoed historisch laag zijn en veel instellingen hebben vastgoed met winst weten te verkopen. Ten slotte is er veel minder dan in de afgelopen jaren sprake van reorganisatiekosten. Zorgorganisaties plukken daar financieel gezien nu de vruchten van, maar het vertaalt zich nog niet in een daling van werkdruk en ziekteverzuim. Eerder dit jaar werd bekend dat het langdurig ziekteverzuim de zorgsector 567 miljoen euro kostte in 2017.
Alarmerend
Intussen neemt het tekort aan personeel volgens de accountants- en adviesorganisatie ‘ernstige vormen’ aan. In subsectoren als de geestelijke gezondheidszorg, de jeugdzorg en de gehandicaptenzorg is het verzuim ongewenst hoog. Een personeelsverloop daarbij van circa 15 procent is “ronduit alarmerend, zeker als werknemers uitstromen naar functies buiten de zorg”. Het gevolg is dat dienstverbanden worden omgezet in zzp-constructies en er is inmenging van detacheringsbureaus en rijke zorginstellingen die personeel wegkopen bij andere zorgorganisaties.
“De markt voor zorgpersoneel is nu een vechtmarkt en dat is een rem op groei en kwaliteit. Aanpakken van het personeelstekort leidt direct tot winststijging of meer zorg voor hetzelfde geld”, stelt Rob Leensen, partner bij EY en gespecialiseerd in de zorgsector. Hij noemt het zorgwekkend dat de sector worstelt met het aantrekken en behouden van de juiste werknemers. Als deze trend doorzet, kan dit er mogelijk toe leiden dat een deel van de 2,1 miljard euro die het kabinet vanaf 2021 beschikbaar stelt voor betere ouderenzorg, niet ingezet kan worden omdat er geen personeel is om het werk te doen.
Investeren
EY doet aanbevelingen aan zorgorganisaties en overheid om meer personeel voor de zorg te werven én te behouden. Zo adviseert het bedrijf om extra te investeren in personeel en digitale oplossingen, dit is noodzakelijk om de zorg en de financiën ook in de toekomst op orde te houden. De grootste risico’s voor de toekomst zijn een oplopend verzuim en verloop, zorgorganisaties moeten dan ook de werkdruk verlagen en het plezier en aantrekkelijkheid van het werk vergroten. De overheid zou hiervoor de middelen beschikbaar moeten stellen, zoals nu wordt gedaan voor de ouderenzorg.
Verder adviseert EY zorgorganisaties om de aandacht voor de zorgexploitatie te vergroten, nu de vastgoedexploitatie onder druk komt te staan door het vervallen van de normatieve huisvestingscomponent. Een groot deel van de rendementen komt namelijk nog steeds uit zorgvastgoed. En zorgaanbieders doen er goed aan de samenwerking in de regio aan te gaan. “Verdeel zorgaanbod: dichtbij huis als het kan, ver weg als het moet.”
Interessant voor investeerders
Volgens EY heeft de Nederlandse zorgsector gemiddeld de kwalificatie BBB+ rating, die interessant genoeg is voor investeerders om in te stappen. Ralph Poulssen, associate partner EY Montesquieu en gespecialiseerd in financiering en ratings in de zorg: “Deze gemiddelde kwalificatie biedt zorginstellingen de mogelijkheid om naast de traditionele banken ook aan te kloppen bij alternatieve financiers. Niet alleen voor nieuwe leningen maar ook voor optimalisaties of herstructurering van bestaande financieringen. Dat kan uiteindelijk tot een verdere verbetering van de winst in de zorgsector leiden.”
Of investeerders ook daadwerkelijk geld steken in zorgorganisaties, is afhankelijk van de beoordeling van de individuele instelling. Dat de subsectoren jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg (ggz) een ‘veilige’ rating hebben gekregen, biedt volgens EY geen garantie dat de instellingen in die subsectoren makkelijk geld aan kunnen trekken. De uitzondering in dit verband is GGZ NHN, de enige ggz-instelling die een officiële rating (van Fitch) heeft gekregen, namelijk A. Daarnaast zijn er in de zorgsector nog drie andere instellingen (ziekenhuizen) met een Fitch-rating, respectievelijk A, A+ en AAA.
Ouderenzorg
EY noemt het opvallend dat twee subsectoren een hogere rating hebben gekregen in vergelijking met 2016: de UMC’s en de ouderenzorg. Voor de ouderenzorg is dat waarschijnlijk een gevolg van de extra overheidsgelden, maar ook van een geoptimaliseerde bedrijfsvoering in combinatie met het sterk verbeterde klimaat voor de verkoop van vastgoed. Ook de eenmalige financiële injectie van 200 miljoen en de vergrijzing spelen hier een rol.
De UMC’s doen het met een triple A rating beter dan alle andere subsectoren, aldus de accountants- en adviesorganisatie. Deze hoge waardering legt veel gewicht in de schaal voor de sector als geheel. Daarbij blijven de ziekenhuizen enigszins achter. Met name de topklinische ziekenhuizen hebben fors geïnvesteerd in omvangrijke nieuwbouwprojecten. “Dat heeft geleid tot hoge kapitaalslasten die de financiële ruimte fors beperken, terwijl veel van de behandelingen in een topklinisch ziekenhuis dermate specifiek zijn dat hier vaak verlies op wordt gemaakt.”
Voor de algemene ziekenhuizen geldt dat de personeelskosten, met name voor personeel dat niet in loondienst is, hard oplopen. Tegen die achtergrond noemt EY het knap dat de rating in 2017 niet verslechterde, temeer daar een deel van de algemene ziekenhuizen heeft geanticipeerd op het verrichten van meer planbare zorg, die van de UMC’s zou moeten komen. Die aanvoer van meer basiszorg en electieve zorg is echter goeddeels uitgebleven.